De misgelopen sollicitatie: gesprek met Thomas Posthuma

Thomas Posthuma (1933) deed op de website van de Stichting Designgeschiedenis verhaal van zijn carrière als ontwerper van met name verpakkingen. Tussen neus en lippen door vertelde hij in dit artikel over de tekenlessen die hij volgde aan de Rooms Katholieke Nijverheidsschool te Hilversum samen met Cor Hermeler. Ik zocht contact en daaruit ontstond het volgende gesprek.

Hoe kende u Cor Hermeler?
Cor en ik zaten in hetzelfde vriendengroepje in Hilversum. Wij volgden de avondopleiding handvaardig tekenen aan de Rooms Katholieke Kunstnijverheidsschool. Dat was een vijf jarige opleiding, met drie avonden in de week les. Wij volgden die opleiding tussen 1949 en 1953.

Cor en ik blonken uit in tekenen en werden apart gezet. Onze leraar, meneer Den Ouden of meneer Oud, was huisschilder van beroep. Hij zette ons in een verder leeg lokaal waar we veel gipsen afgietsels natekenden en ons oefenden in materiaalstudies; hoe je de uitdrukking van marmer, of bijvoorbeeld fluweel weergeeft. Ik heb mijn eindrapport teruggevonden, allemaal negens! Ik weet ook nog wel dat Cor en ik bij de eindpresentatie van de opleiding ons werk op de gang van het gebouw lieten zien. Cor stond bij zijn eigen werk en zei tegen de toeschouwers: “wie zou dat knappe werk gemaakt hebben?”

Omdat we die vijf jaar naast elkaar zaten, leerden we elkaar goed kennen, maar we kende elkaar al van daarvoor. Mijn vrijgezelle tantes hadden een boekwinkel vlak bij de banketbakkerij van Cor’s ouders aan de Neuweg in Hilversum. En al voor de opleiding aan de Nijverheidsschool werkten we al bij de Hilversumsche Plateelbakkerij aan de Larenseweg – nummer 103 als ik het me goed herinner – tegenover de melkfabriek. We werkten daar met z’n drieën: Cor, Jan Lamaker en ik. We schilderden tegeltableaus, grote voorstellingen opgebouwd uit meerdere tegels van 15 bij 15 cm. De directeur van de plateelbakkerij was Anjo Oosterhoff, hij was ongeveer net zo oud als wij. Zijn vader overleed in de oorlog en Anjo zette de fabriek voort. Mijn vader is ook jong overleden, ik woonde dus bij mijn moeder en was de kostwinner van het gezin.

Cor en ik hadden ook samen een tekenclubje op de Heuvellaan. Daar moesten we modeltekenen naar naaktmodel. We zaten dan allemaal heel geconcentreerd te tekenen, bloedserieus. Maar als je dan bij Cor op zijn papier keek stond er een auto, daar was hij toen al gek van. Cor was nogal een dwarskikker. Hij ging zijn eigen gang en je kon vreselijk met hem lachen. We maakten deel uit van een hecht vriendenclubje van allemaal jongens. We waren heel serieus met muziek bezig. We gingen bij elkaar thuis plaatjes luisteren en denk maar niet dat iemand er door heen praatte! Voor meisjes hadden we nog niet veel interesse.

Cor begon in mei 1954 bij de NTS, hoe kwam hij daar terecht?

Dat heb ik niet meegekregen want ik ging na de Nijverheidsschool in twee jaar in dienst. In de tussentijd is Cor bij de NTS gaan werken, ik denk gewoon via een vacature en sollicitatie.

Toen ik klaar was met mijn diensttijd in 1955, kwam ik op voorspraak van Cor ook solliciteren bij de NTS. Mijn vader, Thom Posthuma, overleden in 1941, kende Peter Zwart – die toen de ontwerpafdeling bij de NTS leidde – van voor de oorlog. Dus dat woog misschien ook mee. Ik mocht naar de Studio Irene komen, in een klein kamertje bij Peter Zwart. Naast Cor werkte ook Jan van der Does er al, die kan ik me nog wel herinneren. Peter Zwart gaf me een opdracht, ik werd naar de overkant gestuurd, naar het Vitus kerkje waar een groot doek op de vloer lag waarop ik op ware grootte een Italiaans straatje moest schilderen. Dat ging prima, Peter Zwart leek tevreden.

Daarna hoorde ik maar niets, dus ben ik bij Peter Zwart gaan informeren. Hij vertelde me dat het bestuur mijn aanstelling blokkeerde omdat het onderhands was gegaan en niet via een officiële vacature. Dat vond het bestuur geen correcte gang van zaken en dus ging het niet door. Vele jaren later op een verjaardag in Hilversum vertelde iemand uit de hogere omroep-regionen mij de ware reden voor de afwijzing: de NTS-bestuursleden dachten dat ik homoseksueel was. Ik woonde immers nog bij mijn moeder dat vonden ze maar verdacht.

Vond u het jammer dat u de baan misliep?

Nee hoor. Het is gelukkig helemaal goed gekomen. Ik kwam in 1957 als assistent bij Van Houten te werken en heb daarna een lange en gelukkige carrière gehad als freelance ontwerper.

Na de sollicitatie bij de NTS zijn Cor en ik elkaar uit het oog verloren. Hij was druk met tv, ik ging een hele andere kant op. Ik heb na zijn pensionering wel contact gezocht, hij was toen helemaal ‘leeg’ in creatief opzicht, helemaal opgebrand. Het werk bij de televisie is denk ik heel erg uitputtend geweest en ik heb dus geen spijt van de misgelopen sollicitatie bij de televisie.

Meer lezen: