Interview: Frans van der Aa, deel 3

Vorige week bespraken we twee hoogtepunten uit de loopbaan van Frans van der Aa, namelijk de hervorming van het honoreringssysteem en de realisatie van de Elektronische Trucage Studio. Maar de hoogtijdagen van de hoofdafdeling komen ten einde, de NOS moet eind jaren tachtig ingrijpend reorganiseren.

Verschillende afdelingen van het facilitair bedrijf moeten als zelfstandig en commercieel bedrijven gaan opereren. De decorontwerpers gaan samen met decorbouw verder in één businessunit en de grafische afdeling wordt NOB Design. Van der Aa: “Ik heb die verzelfstandiging wel voorbereid. Het contract met het NOS Journaal over de overplaatsing van enkele ontwerpers en medewerkers in 1987 heb ik nog gesloten. Men vroeg of ik de business unit NOB Design wilde managen. Ik wilde die functie wel maar alleen onder de voorwaarde dat ik kon bepalen wie ik mee zou nemen en wie niet. Met de 40 mensen die er zaten was geen winstgevende onderneming te maken. Ik zou er hooguit 10 tot 12 selecteren. Dat kon niet en toen heb ik geweigerd.”

Aan Ton Tekstra vervolgens de zware taak om NOS Grafisch ontwerp om te vormen naar een commerciële ontwerpstudio. Van der Aa: “Mijn functie als hoofd Ontwerp stopte per 1 juni 1988. Tekstra verzocht mij vriendelijk doch dringend om me niet meer met de afdelingen te bemoeien. Dat deed ik ook niet. Dus van de periode na 1988 weet ik niet alles. Er gebeurde ook heel erg veel in korte tijd.” Tekstra heeft volgens de ontwerpers weinig affiniteit met hun vak en er volgt een periode die de meesten van hen als kil en onplezierig ervaren. De voormalige ontwerpafdelingen krimpen. Sommigen ontwerpers gaan met (vervroegd) pensioen, anderen beginnen voor zichzelf. Beide opties worden door de NOS aangemoedigd. Iedereen met een tijdelijk contract vliegt eruit. De afdeling Decorontwerp, waar veel free-lancers werken, wordt daardoor gehalveerd. In de oude situatie was winst maken geen issue. De NOS kreeg geld en de omroepverenigingen hadden recht op een percentage van de beschikbare faciliteiten en diensten. Zowel de omroepen als de meeste werknemers bij de NOS hadden geen idee wat de productie van een televisieprogramma kostte.

NOB Design opereert onder twee teamleiders, Frans Schupp en Joost Klinkenberg. De laatste wordt al snel vervangen door Will Bakker, net als Schupp iemand met een lange en respectabele staat van dienst binnen NOS Grafisch ontwerp. Van der Aa: “Frans Schupp was heel goed als teamleider. Hij was geliefd, de ontwerpers respecteerden de kwaliteit van zijn werk en hij was veelzijdig. Schupp zou zeker één van de mensen zijn geweest die ik mee zou nemen in het geval als ik van de afdeling een zelfstandig, commercieel bedrijf had moeten maken. Hij vormde, samen met enkele andere coryfeeën als Jan Janiczak, Rob van den Berg en Will Bakker, echt de pijlers van de afdeling. Schupp moest uiteraard wennen aan het commerciële werken, hij had 20 jaar in het omroepreservaat gewerkt. Ik herinner me dat we samen bij de EO op bezoek waren. Daar was toevallig ook een art-director die bezig was met de EO huisstijl. Deze man vroeg ons wat we van zijn plannen vonden. Schupp gaf beleefd een compliment. Ik had ervaring in een commerciële studio en ik gaf gewoon mijn mening: dat het slecht was. De art-director gaf me gelijk. Zo gaat dat in de markt, niemand is gebaat bij beleefdheid.”

Na 1 juni 1988 heeft Van der Aa officieel geen functie meer. Van der Aa: “De NOS had de touwtjes tijdens de reorganisatie niet zo strak in handen. Het was een hectische en chaotische periode waarin mensen vooral bezig waren hun eigen hachje te redden. Ik kreeg van een directielid het advies: “zorg dat je niet in de gevarenzone komt”.  Niet echt een advies waar ik iets mee kon. Ik merkte dat er in de hectiek van alles mis ging met de invoering van de nieuwe huisstijl van Studio Dumbar. Ik kaartte dat aan bij Horstra [directeur NOB] omdat ik vond dat daar iets aan gedaan moest worden. Dat vond hij ook en zo creëerde ik een nieuwe functie voor mijzelf. Als huisstijlmanager werkte ik in eerste instantie rechtstreeks onder de directie, daarna werd ik op de afdeling In- en externe communicatie ondergebracht.”

De afdeling In- en externe communicatie staat onder leiding van Philo Ongering. Als Ton Tekstra in 1995 promoveert binnen het NOB wordt Ongering de nieuwe manager van NOB Design. Van der Aa: “Zelf was ze erg blij met haar benoeming, maar ik wist dat zij niet wist wat haar te wachten stond.” Van der Aa en Janiczak, die inmiddels samen met Henk Smeekes een zelfstandige ontwerpstudio runt in het NOS gebouw, worden uitgenodigd om haar in te lichten over de voormalige grafische afdeling. Ze vroeg hen eerst hoe lang ze al bij de NOS werkten. Van der Aa: “Op het antwoord, respectievelijk 18 en 21 dienstjaren voor mij en Janiczak zag ik haar gezicht betrekken. In haar optiek was dat natuurlijk een eeuwigheid, échte managers veranderen op z’n minst elke paar jaar van functie.”

Bespreking over een nieuw logo voor het NOB omstreeks 1986 of 1987.  Deze ontwerpen werden het allemaal niet. Van links naar rechts: Frans van der Aa, Hans van der Jagt, Jan Janiczak, Monique Korteweg, Frans Schupp en wederom Frans van der Aa. Foto’s: Erna de Cocq – de Ruiter.

Van der Aa gaat zich in zijn nieuwe functie dus bezig houden met de NOB huisstijl van Studio Dumbar. NOS Grafisch ontwerp had overigens enkele jaren daarvoor meegedaan aan de pitch hiervoor (zie de foto’s hierboven). Van der Aa: “De naam NOB was verzonnen door een ambtenaar in Den Haag. Die had zich niet gerealiseerd dat NOB in het Engels ‘eikel’ betekent. De opdracht voor de huisstijl ging op inschrijving. NOS grafisch ontwerp deed er ook aan mee. Kennelijk waren hun voorstellen niet sterk genoeg. Daar komt bij dat de afdeling weinig ervaring had met de uitvoering van zo’n compleet huisstijl pakket. Met name het wagenpark was een grote klus. De afdeling was nooit zo happig geweest op dat soort werk en was er ook niet voor geëquipeerd. Dumbar wel, die hadden de PTT en de NS gedaan.” Als chef hoofdafdeling Ontwerp is Van der Aa aanwezig bij de presentatie van Studio Dumbar. “Die was zeer gelikt. Maar het was allemaal wel uiterst kostbaar. De wagens werden 2/3 zilver en 1/3 zwart en het hele wagenpark moest drie keer gespoten worden. Het zilver in twee lagen; een metallic laag en dan een transparante laklaag. En dan moest het logo en de belettering er nog op. Daar had men echt tonnen op kunnen besparen.”

Studio Dumbar’s huisstijlbijbel schoot tekort in de instructies voor het wagenpark. Niet duidelijk was of de cabine van een reportagewagen meetelde. Deze wagen is fout gespoten: de verdeling op de oplegger had 2/3 zilver en 1/3 zwart moeten zijn, ipv 1/2 zilver, 1/2 zwart.  Collectie:  Studio Dumbar via NAGO

Van der Aa: “Dumbar wilde ook een huisstijlboek maken. Ze hadden nogal een monumentaal en kostbaar pronkstuk voor ogen. Dat zou iets van een ton moeten gaan kosten. Nota bene, de instructies die nodig waren voor het spuiten en beletteren van het wagenpark stonden er niet in.” Het toch al vrij kostbare aanpassen van het wagenpark conform de nieuwe huisstijl gaat daarom regelmatig mis (zie de foto hiernaast). Van der Aa: “Ik heb toen ingegrepen. Het huisstijlboek-project werd stop gezet en ik heb een simpel boekje gemaakt van 40 pagina’s met eenvoudige, duidelijke en op de praktijk gerichte instructies.”

Als huisstijlmanager ziet Van der Aa ziet toe op de juiste toepassing van de huisstijl van Studio Dumbar. “Als je zo’n dure huisstijl hebt, moet je er ook wel zorgvuldig mee omgaan” vindt hij. Van der Aa ziet ook dat de huisstijl niet voorziet in bewegwijzering op het park en in de gebouwen “Het Mediapark was in eerste instantie een voor het publiek gesloten terrein, maar eind jaren tachtig was er veel nieuwbouw bijgekomen en was de houding meer van: hoe meer publiek op het terrein, hoe beter. Er moest dus een uitgebreide bewegwijzering komen voor  autoverkeer en voetgangers.” Zijn systeem hield het vele jaren vol terwijl het mediapark maar door bleef groeien. Een paar jaar geleden is er een nieuwe bewegwijzering gekomen, uiteraard in samenhang met de huisstijl van TCN, sinds 2003 de eigenaar van het park.

Op het mediapark zijn nog wel enkele andere fysieke sporen van Van der Aa’s werkzaamheden te vinden. Veel van de kunstwerken die onder zijn hoede geplaatst werden zijn er nog, hoewel niet altijd meer op dezelfde plaats. Van der Aa: “Als chef van de hoofdafdeling Ontwerp was ik ook voorzitter van de kunstcommissie die in het kader van de 1% regeling voor kunst op het mediapark moest zorgen. Dat was geen sinecure, een beeld was nog niet geplaatst of het moest vanwege nieuwbouw alweer wijken. En dat was niet altijd mogelijk en naar de wens van de kunstenaar.” Een van de bekendste werken op het Mediapark zijn de schilderingen en objecten van Nicolaas Wijnberg. Hij maakte in 1985 in opdracht van de NOS 24 kunstwerken en deze werden in een vaste volgorde in het Videocentrum (nu NPO Gebouw A) geplaatst. De werken vertellen het verhaal over het ontstaan van cinema en zijn een ode aan George Méliès, de grondlegger van de cinema. Na jaren verbouwingen en veranderingen aan het gebouw raakte de route incompleet en vergeten, tot een nieuwe kunstcommissie in 2008 de route weer in ere herstelde. Nog steeds te zien dus!

Nicolaas Wijnberg bracht een ode aan George Méliès. Na de plaatsing van alle werken eind mei 1985 verscheen een brochure met toelichtingen van de kunstenaar. In één van de schilderijen beeldde Wijnberg (die vele theater decors ontwierp) zichzelf af als assistent van Méliès en schilderen ze samen een achterdoek. Bron: Nicolaas Wijnberg, Bonjour Monsieur Méliès! De Toekomst/NOS, 1985. Met foto’s van Bob van der Meulen.

Van der Aa en ik sloten de gesprekken af op het zonnige terras bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Er zijn nog veel gebeurtenissen uit die 18 jaar onbesproken gebleven. Van der Aa: “Er is zo veel veranderd in die periode. De Elektronische Trucage Studio en het nieuwe honoreringssysteem, daar ben ik het meest tevreden mee. Maar er gebeurde nog zoveel meer. Nederland organiseerde twee Songfestivals, met waanzinnige decors van Roland de Groot. Verder namen we deel aan een decorsymposium in Duitsland (Television Design International 1986) en organiseerden we een EBU werkweek met Europese ontwerpers in Utrecht (International TV Design Colloquium 1976). Nieuwe technieken deden hun intree, toen ik in 1974 kwam werd er nog grotendeels met pen en penseel op papier en cells gewerkt!”

Van der Aa kijkt in Frankrijk nog elke dag naar de Nederlandse televisie. “Er zijn nu zoveel dingen mogelijk en het kost allemaal niets meer. De inhoud komt nauwelijks meer ter sprake. De beeldschermen worden steeds groter, maar er is ook steeds meer reclame en promotie die het beeldscherm infiltreert. Duikt opeens Gerard Joling op in de hoek van je toestel of rijdt er een auto’tje met reclame onder door het beeld. Ik ervaar dat als een hinderlijke, door puur winstbejag ingegeven inbreuk op mijn privéterrein. Vroeger waren vormgeving en special effects gewoon duur en ingewikkeld, daardoor gebruikte je het alleen als het écht nodig was.” Maar Van der Aa ziet ook de enorme verscheidenheid van het Nederlandse tv-aanbod. “Vergeleken met het aanbod in Duitsland of Frankrijk is het echt opvallend. We hebben zo’n 14 zenders! Voor zo’n klein taalgebied is dat toch opmerkelijk. Tussen dat aanbod zit veel commerciële rotzooi, maar ook veel moois. Programma’s van omroepen als de VPRO, de NOS en de IKON bijvoorbeeld kunnen alleen in het Nederlandse bestel bestaan.” En zo sluiten we (voorlopig) de gesprekken af met een positieve noot, want zegt Van der Aa “ik ben wel kritisch, maar geen zeurpiet.”

Lees ook Deel 1 en Deel 2