Ger van Essen, kapitale onderkast

Voor de tentoonstelling Show me the news heb ik veel mensen gesproken van de voormalige NTS/NOS Hoofdafdeling Ontwerp en één daarvan was Ger van Essen. Van Essen werkte van 1957 tot eind jaren tachtig als grafisch ontwerper bij de televisie en tussen 1959 en 1973 gaf hij leiding aan de onderafdeling Grafisch Ontwerp. Ik was benieuwd of hij zich het ontwerp voor de NTS Weekjournaal-leader uit 1958 nog kon herinneren. Dat was natuurlijk niet het geval, niet zo gek als je bedenkt dat dat bijna zestig jaar geleden was en dat hij wel waarschijnlijk duizenden leaders heeft gemaakt. We kwamen daarna te spreken over zijn loopbaan bij de televisie, de aanloop daar naar toe en hoe hij terugkijkt op zijn rol in de afdeling.

Van Essen tekent als kind al graag op de stroken papier, die zijn oom, chef bij drukkerij Callenbach in Nijkerk, voor hem meeneemt. Na de MULO krijgt Van Essen een baantje bij deze (boek)drukkerij als assistent van de ontwerper die daar in vaste dienst is. Als deze ontwerper vertrekt, neemt Van Essen zijn plaats in. Een van de opdrachten is scoutingblad VT. Hiervoor maakt Van Essen illustraties, verzorgt hij de lay-out en berekeningen, meestal op het laatste moment. Een collega wijst Van Essen op een vacature voor ‘aankomend ontwerper’ bij de Nederlandse Televisie Stichting. “Er was nog maar één net, zwart-wit en maar een paar uur televisie per week, maar toch zag ik er een leuke toekomst in. Ik was 28 jaar en in Nijkerk zag ik weinig mogelijkheden om verder te komen. Ik had geen academische opleiding maar ik hield wel alles in de gaten wat er buiten Nijkerk gebeurde. Als er een nieuwe letter was dan wist ik dat meteen.”

Met zijn ontwerpen voor VT onder de arm solliciteert Van Essen met succes bij Peter Zwart. “Van doorslaggegevend belang is waarschijnlijk dat ik gewend was om onder grote tijdsdruk te werken en veel oog voor detail had.” Aan het einde van het gesprek geeft Van Essen Roel Renssen op als referentie. (Voor VT heeft Van Essen contact met Roel Renssen, perschef van de Nederlandse Padvinders Beweging. Renssen is dan net bij het NTS Journaal komen werken als tweede man naast Carel Enkelaar. Die twee kenden elkaar ook via de scouting, want Enkelaar was perschef van de Katholieke Jeugdvereniging) “Maar of Peter Zwart daar geïnformeerd heeft, weet ik niet”, zegt Van Essen, “in ieder geval; ik werd aangenomen.”

Televizier, 5-5-1962

Televizier, 5-5-1962

Van Essen begint op de Ambachtsschool in oktober 1957 en hij is dan de 57e NTS-werknemer. Zijn collega grafici zijn op dat moment Hans Moolenaar en Jan van der Does die tevens chef van deze kleine grafische afdeling is. Van der Does legt het accent op een nauwkeurige belettering en dat bevalt Van Essen goed. Het eerste jaar werken de drie veel samen aan opdrachten voor programmamakers: ze kaligraferen titelrollen en titelkaarten met de hand, maken illustraties, animaties en trucages. Een aantal van hun werkformulieren en storyboards zijn hier te zien: Animations en special effects in de jaren vijftig en NTS Weekjournaal-leader 1958.

Eind jaren vijftig, als Peter Zwart en Fokke Duetz tijdelijk uitgeschakeld zijn door de combinatie van ziekte en de hoge werkdruk, gaat Jan van der Does gedeeltelijk over naar de afdeling decorontwerp. Eerst werkt hij nog half als chef voor de grafici, maar al snel is hij helemaal over naar decorontwerp. Van Essen neemt dan de rol van afdelingschef op zich. De benaming chef, daar heeft hij trouwens een hekel aan laat hij me weten: “Ik zie mezelf meer als een coach dan een leider, als iemand die langs de trein loopt om hier en daar wat olie te spuiten zodat het allemaal optimaal loopt.”

De coach van de afdeling grafisch ontwerp heeft veel plezierige momenten om op terug te kijken: “Het was een vrolijke, gekke groep mensen”. Van Essen herinnert zich een kerstpakket van de NOS met allemaal zomerse kado’s erin: “Toen kwamen de ontwerpers de dag erop in zwempak naar het werk”. Of de verhalen van Peter Zwart: “Een bon-vivant die wel tien verschillende levens had gehad, als duikbootkapitein onder andere.” Van Essen spreekt met bewondering over ‘zijn’ ontwerpers: de humor in het werk van Frans Lasès voor de Stratemakeropzeeshow bijvoorbeeld. Of het NOS-logo van Johan Volkerijk, wat de eerste grote huisstijlopdracht voor de afdeling was. Uit de vele honderen sollicitatiebrieven die hij voor ogen kreeg, staan die van Hans de Cocq en Henk Vermolen in zijn geheugen gegrift, zo verzorgd was hun handschrift. Van Essen: “Ik noem er maar een paar, maar ze hadden allemaal hun eigen bijzondere kwaliteiten.”

Wat begint als een klein stroompje, wordt een groot kanaal. De afdeling groeit van drie naar dertig personen en ook de techniek ontwikkelt zich razendsnel. Van Essen probeert ervoor te zorgen dat de werkomstandigheden ideaal zijn, dat de afdeling fotografische zettechnieken kan gaan gebruiken, dat er een zeefdrukkerij komt. Belangrijk is met name de vrijheid die de ontwerpers hebben als het gaat om het indelen van de beschikbare tijd. Voor alle NTS/NOS-faciliteiten – studiotijd, materialen en manuren – geldt een verdeling naar grootte van de omroepvereniging. Dat betekent bijvoorbeeld dat een kleine omroep als de VPRO minder ontwerp-uren toebedeeld zou krijgen als bijvoorbeeld een grote omroepvereniging als de AVRO. Die koppeling laat Van Essen helemaal los voor de grafische afdeling, en ook Arie van den Dool, hoofd van de Dienst Programma Faciliteiten ziet de voordelen hiervan.

Een soepele urenadministratie heeft tot gevolg dat de ontwerpers de ruimte hebben om zich te profileren en de tijd krijgen om een goede band op te bouwen met programmamakers. Van Essen: “Frans Schupp en Rien van Wijk hadden dat met TopPop, Frans heeft toen heel hard gewerkt, die keek echt niet op een uurtje en daar kwamen fantastische dingen uit voort. De ontwerpers maakten goed gebruik van die vrijheid om te experimenteren en te excelleren. Jaap Drupsteen bijvoorbeeld kon wel eens een hele dag aan een titelrol werken, terwijl dat eigenlijk maar een paar uur zou moeten duren. Die moest je zijn gang laten gaan, want daar kwam dan aan het eind van de dag iets heel bijzonders uit.”

De opdrachten probeert Van Essen zo goed mogelijk af te stemmen op de individuele kwaliteiten van de ontwerpers, want tussen het werk van illustrator Ton Holst of grafisch ontwerper Will Bakker zit een wereld van verschil. Tegelijkertijd benadrukte Van Essen het belang om als een collectief opereren: “Het was een transparante afdeling, iedereen was aanwezig op de maandelijkse vergadering en iedereen kon voor elkaar inspringen. Ook ik was vervangbaar als het nodig was, want het werk moest af.” Een van de hoogtepunten is voor Van Essen dan ook de Frans Duwaerprijs in 1971 die aan de afdeling als collectief wordt toegekend.

Na de Frans Duwaerprijs kijkt Van Essen vooruit en realiseert zich dat de ontwerpers een nieuwe inspirerende chef nodig hebben om de afdeling tot nieuwe technieken, nieuwe vormgeving en nieuwe hoogtes te brengen. Bovendien krijgt hij geziondheidsklachten. Hij wil terugtreden als chef, maar Van den Dool wil er niets van horen en gaat niet akkoord. Van Essen blijft zodoende aan, maar is door ziekte afwezig als het conflict tussen de ontwerpers en de leiding van de DPF naar aanleiding van de reorganisatie (tot een zogeheten ringensysteem) bij de NOS escaleert.

Het doel van die reorganisatie is democratisering, maar ondertussen benoemt men van hogerhand en zonder inspraak van de ontwerpers Jan van der Does als manager van de Hoofdafdeling Ontwerp. De ontwerpgroep – die inspraak bij deze benoeming is beloofd – komt in opstand. Niet alle ontwerpers zijn tegen de benoeming an sich, Van Essen heeft bijvoorbeeld vertrouwen in Van der Does op die positie, maar de gebroken belofte valt bij niemand goed. Van Essen maakt bezwaar bij Van den Dool. Hij herinnert zich dat gesprek als volgt: “Op vrijdag word ik op het matje geroepen. Van der Dool legt uit dat het nieuwe ringensysteem wel democratisch is, maar tot bepaalde hoogte. Hij noemt het een hark: de vele tanden zijn allemaal gelijk, maar daarboven staat één lange, sterke steel en dat is hij. Ik was het daar niet mee eens en toen zei hij: “Nu heb je je zin”. Vanaf maandag was ik uit mijn functie ontheven. Na het weekend zat ik weer achter de tekentafel en was ik geen chef meer.”

Weer achter de tekentafel ontwerpt Van Essen veel voor wetenschapsprogramma Horizon, waarvoor allerlei verklarende illustraties nodig zijn. In 1982 viert hij zijn 25-jarig jubileum bij de NOS. Collega-ontwerpers maken een film met de fraaie titel ‘Een kapitale onderkast’ en maken er een memorabel feest van. Van Essen komt over als een bescheiden man, maar denk niet dat hij over zich heen laat lopen: “Bescheiden klinkt gelijk zo dociel. Ik hield me als coach wel op de achtergrond – het ging natuurlijk om de ontwerpers – maar ik wist precies wanneer ik moest knokken voor de groep. Meestal lukte dat ook, Van den Dool en ook Emile Schüttenhelm waren meestal wel ontvankelijk voor mijn eisen. Als de ontwerpers mooi werk deden, straalde dat natuurlijk af op de hele NOS.” Een kapitale onderkast dus, op de achtergrond, maar onmisbaar.

Jan van der Does: 3 in 1

In het archief van Jan van der Does vonden we bovenstaande beschilderde kartonnen maquette uit 1959. Het is waarschijnlijk een van zijn eerste decors. Van der Does begon immers als grafisch ontwerper en stapte in 1959 geleidelijk over naar decorontwerp. Eind 1959 staat de ontwerpgroep onder zeer hoge werkdruk: Fokke Duetz en Peter Zwart zijn beide overspannen en zitten enige tijd thuis. Cor Hermeler staat er als decorontwerper alleen voor. Er komt weliswaar een nieuwe decorontwerper bij, Massimo Götz, maar ze moeten, zoals Götz het zich herinnert “tegen de klippen opwerken”. Collega graficus Ger van Essen neemt de leiding van de grafische onderafdeling over en zo wordt Van der Does de vijfde decorontwerper bij de televisie.

De maquette is voor het programma Changeant, opgenomen en uitgezonden op 21 maart 1959 door de KRO. Regisseur Ben Mettrop had om een decor gevraagd waarin gedanst kon worden. Het moest ruimtelijk zijn (vandaar het hoogteverschil tussen de drie zetstukken), maar natuurlijk niet te veel ruimte innemen. De dansers, Jeanne Asmann en Wim Voeten, moeten er immers vrijelijk doorheen kunnen zwieren. Het programma heeft naast de dansers nog twee andere acts: een Weense zanggroep genoemd De drie Gloria’s en de mondharmonica-virtuoos Max Geldray. Zodoende ontwerpt Van der Does een decor dat op drie manieren te gebruiken is. In de changementen tussen de acts worden de zetstukken opgetilt en 120 graden gedraaid. En gezien de titel van het programma zijn die changementen misschien wel in beeld gedaan, hoewel dat wel erg vooruitstrevend zou zijn. Voor de Gloria’s is er een klassieke Romeinse set met invloeden van Picasso, Geldray treedt op in een gestileerd pittoresk dorpje en de dansers bewegen zich tussen volledig abstracte vormen. Van der Does had het liefst zo’n opdracht waar om een modern, abstract, niet-naturalistisch decor gevraagd werd. Die opdrachten waren er niet zo vaak, dus als er zich een kans voordeed dan greep hij die.

Een paar weken later kreeg hij weer zo’n kans van regisseur Ger Lugtenberg bij het programma Weekendshow van 16 mei 1959. Ook van deze maquette is nog een deel bewaard en deze is in kleur, dus waarschijnlijk is het decor ook in kleur uitgevoerd. Dat gebeurde af en toe op aanvraag van de regisseur of artiest. Het was goed voor de sfeer in de studio en zeker als het een show betrof vanuit de Singer-concertzaal waar publiek bij aanwezig bij was, kon er natuurlijk geen grijs decor staan. De ontwerper moest in zo’n geval wel goed opletten dat de kleuren in grijswaarden ook een mooi plaatje opleveren voor de kijkers thuis.

De wereld slaapt

© Beeld en Geluid

© Beeld en Geluid

© Beeld en Geluid

© Beeld en Geluid

Jos van Grieken, grafisch ontwerper bij de Nederlandse televisie (tot 1980) tekende een slapend wereldbolletje aan het strand. Als de toneelmeester de schuifjes en het ijzerdraadje bewoog dan dreven de wolkjes, kabbelde de zee en knikkebolde het figuurtje. Het is niet meer te achterhalen in welke context of in welk programma deze plaat gebruikt werd. Maar eigenlijk is dat ook wel leuk, nu mag je zelf verzinnen wat het betekent.

Nog meer ontwerpen van Jos van Grieken uit de collectie van Beeld en Geluid zijn te zien in de Beeldengeluidwiki.nl via deze link: Gallery: Jos van Grieken. En ergens zit dit zelfportret (rechts) verstopt. Goed zoeken!

Zenderprofilering: een moeizame start

NRC schreef op 13 maart over de naamsverandering van de drie publieke netten. Ze gebruikten daarbij een aantal beelden uit de stationcall van Nederland 1 uit 1988, een ontwerp van Theo Dijkslag (NOB Design, met muziek van Stephen Emmer). Hoewel de keuze van NRC voor dit beeld een beetje willekeurig lijkt – deze zenderstyling wordt niet genoemd in de tekst – is het een perfecte illustratie bij de ophef die de vorige week speelde. Want op 4 april 1988, de dag dat deze stationcall in première gaat, wordt de moeilijke verhouding tussen zender- en omroepprofilering voor het eerst zichtbaar op televisie.

Wat is er anders die 4 april 1988? Op Nederland 1 is Dijkslag’s vormgeving dus voor het eerst te zien. De logo’s van de nieuwe vaste spelers op het net: EO, NCRV, KRO en VARA zijn prominent in beeld onder een Romeinse 1 die als een luik de uitzenddag opent en sluit. Maar afgezien van die twee stationcalls, nota bene uitgezonden op momenten dat er bijna niemand kijkt, verandert er weinig. Op Nederland 2 waar vanaf die dag AVRO, TROS en VOO (Veronica) uitzenden, blijft ook veel hetzelfde. De omroep(st)ers noemen het net (soms) ‘ATV’ en er buitelt af en toe een grote blauwe twee door het beeld. De grootste verandering die dag is natuurlijk de start van Nederland 3. Dit net heeft wel een complete zendervormgeving, naar ontwerp van Will Bakker (NOB Design), wat bestaat uit meer dan 25 verschillende filmpjes. Het zijn niet alleen variaties op het zenderlogo, maar ook programma-overzichten, storingskaarten, de klok en filmpjes waarin zenderlogo en de logo’s van de kleine zendgemachtigden op dit net, zoals Teleac, FEDUCO en IKON, in elkaar overlopen.

Waarom zien de zenders er zo verschillend uit? Waarom lukt het direct om op Nederland 3 een zendervormgeving te implementeren terwijl er op Nederland 1 en 2 lijkt of er nauwelijks iets verandert? Daarvoor moeten we eerst meer weten over de aanleiding en doelstellingen van deze verandering.

Op Nederland 2 is de blauwe twee regelmatig in beeld. De vormgeving van Veronica en AVRO bestaat uit veel blauw en glimmende 3D animaties

Op Nederland 2 is de blauwe twee regelmatig in beeld. De vormgeving van Veronica en AVRO leek al erg op elkaar:   veel blauw en glimmende 3D animaties. Bron: YouTube

De veranderingen in de vormgeving van de zenders zijn een onderdeel van de invoering van het thuisnetmodel. Vóór 1988 hadden omroepverenigingen allemaal hun eigen avond op Nederland 1 en volgens een onnavolgbaar schema een wisselavond op Nederland 2. De omroepverenigingen werden door de de toetreding van TROS, EO en VOO aan het publieke bestel in een lastige positie geplaatst(De Leeuw, 2012: 170). Enerzijds werden ze min of meer gedwongen om elkaar met ‘lichte’ populaire programma’s te beconcurreren om de gunsten van een zo groot mogelijk publiek. Anderzijds waren ze wettelijk verplicht om ook programma’s te maken voor de specifieke stroming die ze vertegenwoordigden en om de ‘zware’ kost, zoals kunst en educatie te brengen.

Het leidde ertoe dat omroepverenigingen hun populaire programma’s uit gingen zenden op hun vaste avond op Nederland 1 en de minder toegankelijke programma’s tijdens de wisselavonden op Nederland 2, het zendschema daarvan was immers voor de kijker toch niet te onthouden. De kijkcijfers van Nederland 2 maakten een vrije val. In het thuisnetmodel werden de ‘zwaardere’ programma’s niet weggestopt, maar zouden ze een betere kans krijgen, ingekapseld tussen ‘lichte’ programma’s. Het thuisnetmodel poogde de indeling van zendtijd eerlijker te maken, zodat de omroepverenigingen beter hun tegenstrijdige opdracht – het aanspreken van een groot algemeen publiek én een kleine specifieke stroming – konden vervullen.

Maar bovenal gaf het thuisnetmodel de televisiekijker meer structuur en duidelijkheid over het uitzendschema, ieder had nu een vaste avond op een vast net. De kijker zou zijn favoriete omroepvereniging gemakkelijker kunnen vinden. Naast de zenderindeling kwamen de omroepverenigingen de kijker ook tegemoet in de wijze van programmeren. De spelers op Nederland 1 bijvoorbeeld maakten gezamenlijk afspraken over een horizontale programmering, een model dat door zo goed als alle niet-Nederlandse publieke en commerciële zenders gebruikt wordt. Zo besloten ze om elke avond om 19.00 na een kort journaal een breed toegankelijk amusementsprogramma voor jong en oud te programmeren. En de late avond werd gereserveerd voor de actualiteiten rubrieken. Dat was dan wel elke dag een andere amusementsshow of actualiteitenrubriek, maar het gaf kijker meer houvast.

Het thuisnetmodel – met de vaste spelers per net, de vaste avonden en de mogelijkheid van horizontale programmering – zou de publieke omroep voor de kijker aantrekkelijker maken, en tegelijkertijd liet het de omroepen genoeg vrijheid om zich te kunnen blijven concentreren op de kwaliteit en signatuur van hun programma’s. Tot zover waren de meeste omroepverenigingen het er over eens dat de veranderingen van 1988 hen ten goede kwamen. Maar dachten ze over de ontwikkeling van een gezamenlijke zenderprofilering?

Pas in 1977 – 13 jaar na oprichting van het tweede net! – kregen Nederland 1 en 2 een logo. Ontwerp: Hans van der Jagt. Bron: Beeldengeluidwiki.nl

Een imago van een zender is voor buitenlandse omroepen als de BBC of de BRT en voor commerciële zenders zoals CNN of RTL vanzelfsprekend. Het logo van de zender (eventueel aangevuld met een getal) is de hele uitzending lang in beeld. Niet alleen in het rechter of linkerhoekje van het scherm, maar ook als stationcall, in de bumpers die reclameblokken introduceren of afsluiten, als achtergrondprojectie bij de omroep(st)er, in programma-overzichten en -promo’s, enzovoorts.

In het unieke Nederlandse bestel is dat zenderimago nooit vanzelfsprekend geweest. In 1930 besloot de overheid immers de ether te verdelen over een klein aantal organisaties met een religieuze of ideologische grondslag. In deze verzuilde tijd was een duidelijke afbakening van de gedeelde zendtijd op één zender noodzakelijk. Je wilde als godvrezende Katholiek niet per ongeluk bloot komen te staan aan een radio- of televisie-uitzending van die oproerkraaiers van de VARA. Titelkaarten met logo’s, de omroep(st)ers, herkenningsmuziek en later stationcalls gaven duidelijk aan wie de afzender was. De naam of het nummer van de zender speelde nauwelijks een rol en zo neutraal en onopvallend mogelijk aanwezig. Pas in 1977, 13 jaar na de introductie van Nederland 2 had Hans van der Jagt (NOS Grafisch Ontwerp) twee titelkaarten ontworpen die door herhaaldelijk en langdurig gebruik (tot 1984) beschouwd kunnen worden als de eerste zenderlogo’s.

Tijdens de ontzuiling en de toetreding van TROS, EO en VOO brak een periode van interne concurrentie aan. De afbakening kwam meer en meer in het teken te staan van marketing. Huisstijlen, imagocampagnes en groots opgezette ledenwerfacties benadrukten niet meer primair wie de afzender was, maar hadden vooral het doel de omroepvereniging als een merk neer te zetten. De zendtijd tussen de programma’s in werd – naast de inhoud van de programma’s – een belangrijke ruimte. Een alomvattende zendervormgeving zoals bij niet-Nederlandse publieke omroepen en commerciële zenders was daarom ondenkbaar in 1988. Dat zou inbreuk maken in de verworven rechten van de zendgemachtigden om hun deel van de zendtijd naar eigen inzicht in te richten, en bovendien zou het extra concurrentie betekenen. De kijker moest een band opbouwen met een omroepvereniging, niet met een zender.

Het Nederland 3 logo  gaat naadloos over in het logo van Teleac (ca 12 sec) waarna een omroeper buiten beeld het programma introduceert (ca 12 sec)

Het Nederland 3 logo gaat naadloos over in het logo van Teleac (ca 12 sec) waarna een omroeper buiten beeld het programma introduceert (ca 12 sec). Bron: YouTube

De invoering van een zendervormgeving lukt daarom alleen op Nederland 3. De kleine zendgemachtigden op dit net en ook de NOS waren voor hun zendtijd immers niet afhankelijk van ledenaantallen en konden zich onttrekken aan de concurrentiestrijd waar de rest van de omroepverenigingen in verwikkeld was. Bovendien konden deze kleine zendgemachtigden geen aaneengesloten avonden aanbieden, daarvoor hadden ze te weinig middelen en zendtijd. De vormgeving van de ruimte tussen de programma’s in was daarom minder van belang. Zij hadden er juist voordeel van als het nieuwe derde net een sterke identiteit zou krijgen ten opzichte de andere twee -bij de kijker al vertrouwde- netten. Ook bij het feit dat de vormgeving misschien wel érg goed paste bij die van de NOS hadden de kleine zendgemachtigden meer te winnen dan te verliezen.

Maar op Nederland 1 en 2 hadden de ledengebonden omroepen wel wat te verliezen bij een prominent aanwezige zendervormgeving. Daarom veranderde er op het scherm zo weinig. De zendervormgeving kreeg een bescheiden plaatsje aan het begin en einde van de uitzendingen (de zender ging ‘s nachts en een groot deel van de dag op zwart) en de omroepverenigingen behielden de vrijheid om de zendtijd tussen hun programma’s naar eigen inzicht in te vullen. De stationcall van Nederland 1 valt op door onopvallendheid. Het gebrek aan kleur, de minimale vorm en de dienende symboliek van het net als een doorgeefluik naar de omroepverenigingen is allemaal gekozen om de EO, KRO, NCRV en de VARA tevreden te houden. Met deze vormgeving wordt geen van de vier omroepverenigingen voorgetrokken, maar van een gezamenlijk gezicht is absoluut geen sprake. De zendervormgeving had even goed gepast bij een willekeurige groep andere zendgemachtigden.

Het begin van de EO-woensdag op Nederland 1. Na het testbeeld, start-up en klok: de zendervormgeving (ca 8 sec) gaat over in de EO stationcall (ca 20 sec), de omroeper en programmaoverzichten (ca 2 min)

Het begin van de EO-woensdag op Nederland 1. Na het testbeeld, start-up en klok: de zendervormgeving (ca 8 sec) gaat over in de EO stationcall (ca 20 sec), de omroeper en programmaoverzichten (ca 2 min). Bron: YouTube

Nederland 2 werd het vaste thuisnet voor de AVRO, TROS en VOO (Veronica). Als elkaars grootste concurrenten in de amusementsprogramma’s voor een breed publiek waren zij het meest gebaat bij een situatie dat hun avonden niet overlapten. Deze omroepverenigingen lijken daarom op een veel actievere manier dan de spelers op Nederland 1 betrokken te zijn geweest bij de totstandkoming van een gezamenlijke zendervormgeving. Zo besloten ze het net om te dopen tot ‘ATV’, een afkorting van AVRO, TROS en VOO. De driedimensionale blauwe twee als zenderlogo was waarschijnlijk snel gekozen, bij alle drie de verenigingen is driedimensionale, glimmende, blauwe computeranimatie immers onderdeel van de tv-huisstijl. De TROS ging nog een stukje verder en neemt een -iets andere- blauwe twee als begin en eind van de eigen stationcall. Doordat de vormgeving van de drie bespelers op het net al sterk op elkaar lijkt en ze die nogmaals onderstrepen met de blauwe twee, komt er een -misschien niet heel consequente- maar toch behoorlijk samenhangende vormgeving op Nederland 2 – of ATV.

De Nederland 2-vormgeving wordt opgenomen in de TROS-stationcall (ca 24 sec)

De TROS-stationcall begint en eindigt met een blauwe twee (ca 24 sec). Bron: YouTube

Maar er is nog een vierde speler op Nederland 2, de VPRO met als vaste avond de zondag. De VPRO past in geen enkele opzicht tussen de andere drie spelers. De omroepvereniging verdiepte zich juist in de programmatypes die met name de AVRO, TROS en VOO lieten liggen. De VPRO was ook nadrukkelijk om niet van plan mee te doen aan het horizontale programmeren, want zij onderscheidden zich met thema-avonden (horizontale programmering) waarbij het thema zelfs in de vormgeving van de avond terug te zien was. Ook tijdens de ‘gewone’ avonden was sinds 1971 de traditie ontstaan om de omroep(st)er buiten beeld te laten. De VPRO had vaste ontwerpers die verantwoordelijk waren voor het ontwerpen van een avant-gardistische aaneenschakeling van stationcalls, programma-aankondigingen en programmaleaders. Bob Takes, VPRO-ontwerper in 1988, verafschuwde de vliegende, glimmende driedimensionale logo’s van AVRO, TROS en VOO en gaf de VPRO met verfspetters, veel wit en rafelige lijnen een platte, grafische stijl. De VPRO was dus qua inhoud, programmeringsstrategie én vormgeving de tegenpool van de AVRO, TROS en Veronica. De VPRO weigerde uiteraard de blauwe twee te gebruiken.

De VPRO vormgeving van Bob Takeswas misschien wel de tegenpool van de vormgeving van de andere spelers op Nederland 2

De VPRO vormgeving van Bob Takes was de tegenpool van de vormgeving van de andere spelers op Nederland 2. Bron: YouTube

De poging om tegelijkertijd met het thuisnetmodel ook een vorm van zenderprofilering te introduceren was dus een wisselend succes. De AVRO, TROS en VOO probeerden er het beste van te maken en ook de niet-ledengebonden zendgemachtigden zagen wel de voordelen. Bij de VPRO, EO, KRO, NCRV en VARA lijkt er meer te spelen dan een strijd tussen zender- en omroepprofilering. Omroepverenigingen die die op geen enkel vlak overeenkomsten hadden – denk aan de VPRO met AVRO, TROS en VOO, maar ook aan de VARA met de confessionele omroepverenigingen-, die bovendien in hevige concurrentiestrijd met elkaar verkeren om massaal weglopende leden, worden gedwongen om samen een net te bestieren. Zo bezien is het een wonder dat er op 4 april 1988 überhaupt iets op televisie kwam.

Bronnen:
Persbericht: “Nederland 1 op 4 april van start: ZEKER TWEE JAAR EN ZES MAANDEN DUIDELIJKHEID”, 10-3-1988, waaraan toegevoegd is “Uiteenzetting van mr. Aart Duijser, voorzitter van het F.O.P., op de persconferentie van de bespelers van het Eerste Net (EO, KRO, NCRV en VARA). – op donderdag 10 maart 1988 in de VARA-studio.”

Sonja de Leeuw, ‘Televisie verbindt en verdeelt, 1960-1985’ in Een eeuw van beeld en geluid, Beeld en Geluid: 2012.

Interview: Frans van der Aa, deel 3

Vorige week bespraken we twee hoogtepunten uit de loopbaan van Frans van der Aa, namelijk de hervorming van het honoreringssysteem en de realisatie van de Elektronische Trucage Studio. Maar de hoogtijdagen van de hoofdafdeling komen ten einde, de NOS moet eind jaren tachtig ingrijpend reorganiseren.

Verschillende afdelingen van het facilitair bedrijf moeten als zelfstandig en commercieel bedrijven gaan opereren. De decorontwerpers gaan samen met decorbouw verder in één businessunit en de grafische afdeling wordt NOB Design. Van der Aa: “Ik heb die verzelfstandiging wel voorbereid. Het contract met het NOS Journaal over de overplaatsing van enkele ontwerpers en medewerkers in 1987 heb ik nog gesloten. Men vroeg of ik de business unit NOB Design wilde managen. Ik wilde die functie wel maar alleen onder de voorwaarde dat ik kon bepalen wie ik mee zou nemen en wie niet. Met de 40 mensen die er zaten was geen winstgevende onderneming te maken. Ik zou er hooguit 10 tot 12 selecteren. Dat kon niet en toen heb ik geweigerd.”

Aan Ton Tekstra vervolgens de zware taak om NOS Grafisch ontwerp om te vormen naar een commerciële ontwerpstudio. Van der Aa: “Mijn functie als hoofd Ontwerp stopte per 1 juni 1988. Tekstra verzocht mij vriendelijk doch dringend om me niet meer met de afdelingen te bemoeien. Dat deed ik ook niet. Dus van de periode na 1988 weet ik niet alles. Er gebeurde ook heel erg veel in korte tijd.” Tekstra heeft volgens de ontwerpers weinig affiniteit met hun vak en er volgt een periode die de meesten van hen als kil en onplezierig ervaren. De voormalige ontwerpafdelingen krimpen. Sommigen ontwerpers gaan met (vervroegd) pensioen, anderen beginnen voor zichzelf. Beide opties worden door de NOS aangemoedigd. Iedereen met een tijdelijk contract vliegt eruit. De afdeling Decorontwerp, waar veel free-lancers werken, wordt daardoor gehalveerd. In de oude situatie was winst maken geen issue. De NOS kreeg geld en de omroepverenigingen hadden recht op een percentage van de beschikbare faciliteiten en diensten. Zowel de omroepen als de meeste werknemers bij de NOS hadden geen idee wat de productie van een televisieprogramma kostte.

NOB Design opereert onder twee teamleiders, Frans Schupp en Joost Klinkenberg. De laatste wordt al snel vervangen door Will Bakker, net als Schupp iemand met een lange en respectabele staat van dienst binnen NOS Grafisch ontwerp. Van der Aa: “Frans Schupp was heel goed als teamleider. Hij was geliefd, de ontwerpers respecteerden de kwaliteit van zijn werk en hij was veelzijdig. Schupp zou zeker één van de mensen zijn geweest die ik mee zou nemen in het geval als ik van de afdeling een zelfstandig, commercieel bedrijf had moeten maken. Hij vormde, samen met enkele andere coryfeeën als Jan Janiczak, Rob van den Berg en Will Bakker, echt de pijlers van de afdeling. Schupp moest uiteraard wennen aan het commerciële werken, hij had 20 jaar in het omroepreservaat gewerkt. Ik herinner me dat we samen bij de EO op bezoek waren. Daar was toevallig ook een art-director die bezig was met de EO huisstijl. Deze man vroeg ons wat we van zijn plannen vonden. Schupp gaf beleefd een compliment. Ik had ervaring in een commerciële studio en ik gaf gewoon mijn mening: dat het slecht was. De art-director gaf me gelijk. Zo gaat dat in de markt, niemand is gebaat bij beleefdheid.”

Na 1 juni 1988 heeft Van der Aa officieel geen functie meer. Van der Aa: “De NOS had de touwtjes tijdens de reorganisatie niet zo strak in handen. Het was een hectische en chaotische periode waarin mensen vooral bezig waren hun eigen hachje te redden. Ik kreeg van een directielid het advies: “zorg dat je niet in de gevarenzone komt”.  Niet echt een advies waar ik iets mee kon. Ik merkte dat er in de hectiek van alles mis ging met de invoering van de nieuwe huisstijl van Studio Dumbar. Ik kaartte dat aan bij Horstra [directeur NOB] omdat ik vond dat daar iets aan gedaan moest worden. Dat vond hij ook en zo creëerde ik een nieuwe functie voor mijzelf. Als huisstijlmanager werkte ik in eerste instantie rechtstreeks onder de directie, daarna werd ik op de afdeling In- en externe communicatie ondergebracht.”

De afdeling In- en externe communicatie staat onder leiding van Philo Ongering. Als Ton Tekstra in 1995 promoveert binnen het NOB wordt Ongering de nieuwe manager van NOB Design. Van der Aa: “Zelf was ze erg blij met haar benoeming, maar ik wist dat zij niet wist wat haar te wachten stond.” Van der Aa en Janiczak, die inmiddels samen met Henk Smeekes een zelfstandige ontwerpstudio runt in het NOS gebouw, worden uitgenodigd om haar in te lichten over de voormalige grafische afdeling. Ze vroeg hen eerst hoe lang ze al bij de NOS werkten. Van der Aa: “Op het antwoord, respectievelijk 18 en 21 dienstjaren voor mij en Janiczak zag ik haar gezicht betrekken. In haar optiek was dat natuurlijk een eeuwigheid, échte managers veranderen op z’n minst elke paar jaar van functie.”

Bespreking over een nieuw logo voor het NOB omstreeks 1986 of 1987.  Deze ontwerpen werden het allemaal niet. Van links naar rechts: Frans van der Aa, Hans van der Jagt, Jan Janiczak, Monique Korteweg, Frans Schupp en wederom Frans van der Aa. Foto’s: Erna de Cocq – de Ruiter.

Van der Aa gaat zich in zijn nieuwe functie dus bezig houden met de NOB huisstijl van Studio Dumbar. NOS Grafisch ontwerp had overigens enkele jaren daarvoor meegedaan aan de pitch hiervoor (zie de foto’s hierboven). Van der Aa: “De naam NOB was verzonnen door een ambtenaar in Den Haag. Die had zich niet gerealiseerd dat NOB in het Engels ‘eikel’ betekent. De opdracht voor de huisstijl ging op inschrijving. NOS grafisch ontwerp deed er ook aan mee. Kennelijk waren hun voorstellen niet sterk genoeg. Daar komt bij dat de afdeling weinig ervaring had met de uitvoering van zo’n compleet huisstijl pakket. Met name het wagenpark was een grote klus. De afdeling was nooit zo happig geweest op dat soort werk en was er ook niet voor geëquipeerd. Dumbar wel, die hadden de PTT en de NS gedaan.” Als chef hoofdafdeling Ontwerp is Van der Aa aanwezig bij de presentatie van Studio Dumbar. “Die was zeer gelikt. Maar het was allemaal wel uiterst kostbaar. De wagens werden 2/3 zilver en 1/3 zwart en het hele wagenpark moest drie keer gespoten worden. Het zilver in twee lagen; een metallic laag en dan een transparante laklaag. En dan moest het logo en de belettering er nog op. Daar had men echt tonnen op kunnen besparen.”

Studio Dumbar’s huisstijlbijbel schoot tekort in de instructies voor het wagenpark. Niet duidelijk was of de cabine van een reportagewagen meetelde. Deze wagen is fout gespoten: de verdeling op de oplegger had 2/3 zilver en 1/3 zwart moeten zijn, ipv 1/2 zilver, 1/2 zwart.  Collectie:  Studio Dumbar via NAGO

Van der Aa: “Dumbar wilde ook een huisstijlboek maken. Ze hadden nogal een monumentaal en kostbaar pronkstuk voor ogen. Dat zou iets van een ton moeten gaan kosten. Nota bene, de instructies die nodig waren voor het spuiten en beletteren van het wagenpark stonden er niet in.” Het toch al vrij kostbare aanpassen van het wagenpark conform de nieuwe huisstijl gaat daarom regelmatig mis (zie de foto hiernaast). Van der Aa: “Ik heb toen ingegrepen. Het huisstijlboek-project werd stop gezet en ik heb een simpel boekje gemaakt van 40 pagina’s met eenvoudige, duidelijke en op de praktijk gerichte instructies.”

Als huisstijlmanager ziet Van der Aa ziet toe op de juiste toepassing van de huisstijl van Studio Dumbar. “Als je zo’n dure huisstijl hebt, moet je er ook wel zorgvuldig mee omgaan” vindt hij. Van der Aa ziet ook dat de huisstijl niet voorziet in bewegwijzering op het park en in de gebouwen “Het Mediapark was in eerste instantie een voor het publiek gesloten terrein, maar eind jaren tachtig was er veel nieuwbouw bijgekomen en was de houding meer van: hoe meer publiek op het terrein, hoe beter. Er moest dus een uitgebreide bewegwijzering komen voor  autoverkeer en voetgangers.” Zijn systeem hield het vele jaren vol terwijl het mediapark maar door bleef groeien. Een paar jaar geleden is er een nieuwe bewegwijzering gekomen, uiteraard in samenhang met de huisstijl van TCN, sinds 2003 de eigenaar van het park.

Op het mediapark zijn nog wel enkele andere fysieke sporen van Van der Aa’s werkzaamheden te vinden. Veel van de kunstwerken die onder zijn hoede geplaatst werden zijn er nog, hoewel niet altijd meer op dezelfde plaats. Van der Aa: “Als chef van de hoofdafdeling Ontwerp was ik ook voorzitter van de kunstcommissie die in het kader van de 1% regeling voor kunst op het mediapark moest zorgen. Dat was geen sinecure, een beeld was nog niet geplaatst of het moest vanwege nieuwbouw alweer wijken. En dat was niet altijd mogelijk en naar de wens van de kunstenaar.” Een van de bekendste werken op het Mediapark zijn de schilderingen en objecten van Nicolaas Wijnberg. Hij maakte in 1985 in opdracht van de NOS 24 kunstwerken en deze werden in een vaste volgorde in het Videocentrum (nu NPO Gebouw A) geplaatst. De werken vertellen het verhaal over het ontstaan van cinema en zijn een ode aan George Méliès, de grondlegger van de cinema. Na jaren verbouwingen en veranderingen aan het gebouw raakte de route incompleet en vergeten, tot een nieuwe kunstcommissie in 2008 de route weer in ere herstelde. Nog steeds te zien dus!

Nicolaas Wijnberg bracht een ode aan George Méliès. Na de plaatsing van alle werken eind mei 1985 verscheen een brochure met toelichtingen van de kunstenaar. In één van de schilderijen beeldde Wijnberg (die vele theater decors ontwierp) zichzelf af als assistent van Méliès en schilderen ze samen een achterdoek. Bron: Nicolaas Wijnberg, Bonjour Monsieur Méliès! De Toekomst/NOS, 1985. Met foto’s van Bob van der Meulen.

Van der Aa en ik sloten de gesprekken af op het zonnige terras bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Er zijn nog veel gebeurtenissen uit die 18 jaar onbesproken gebleven. Van der Aa: “Er is zo veel veranderd in die periode. De Elektronische Trucage Studio en het nieuwe honoreringssysteem, daar ben ik het meest tevreden mee. Maar er gebeurde nog zoveel meer. Nederland organiseerde twee Songfestivals, met waanzinnige decors van Roland de Groot. Verder namen we deel aan een decorsymposium in Duitsland (Television Design International 1986) en organiseerden we een EBU werkweek met Europese ontwerpers in Utrecht (International TV Design Colloquium 1976). Nieuwe technieken deden hun intree, toen ik in 1974 kwam werd er nog grotendeels met pen en penseel op papier en cells gewerkt!”

Van der Aa kijkt in Frankrijk nog elke dag naar de Nederlandse televisie. “Er zijn nu zoveel dingen mogelijk en het kost allemaal niets meer. De inhoud komt nauwelijks meer ter sprake. De beeldschermen worden steeds groter, maar er is ook steeds meer reclame en promotie die het beeldscherm infiltreert. Duikt opeens Gerard Joling op in de hoek van je toestel of rijdt er een auto’tje met reclame onder door het beeld. Ik ervaar dat als een hinderlijke, door puur winstbejag ingegeven inbreuk op mijn privéterrein. Vroeger waren vormgeving en special effects gewoon duur en ingewikkeld, daardoor gebruikte je het alleen als het écht nodig was.” Maar Van der Aa ziet ook de enorme verscheidenheid van het Nederlandse tv-aanbod. “Vergeleken met het aanbod in Duitsland of Frankrijk is het echt opvallend. We hebben zo’n 14 zenders! Voor zo’n klein taalgebied is dat toch opmerkelijk. Tussen dat aanbod zit veel commerciële rotzooi, maar ook veel moois. Programma’s van omroepen als de VPRO, de NOS en de IKON bijvoorbeeld kunnen alleen in het Nederlandse bestel bestaan.” En zo sluiten we (voorlopig) de gesprekken af met een positieve noot, want zegt Van der Aa “ik ben wel kritisch, maar geen zeurpiet.”

Lees ook Deel 1 en Deel 2

Interview: Frans van der Aa, deel 2

Vorige week lazen we hoe Frans van der Aa in Hilversum terechtkwam en daar, na één jaar ‘vakgroepbegeleider’ van de grafici, in 1975 als chef hoofdafdeling Ontwerp de leiding kreeg over de grafische afdeling, de decorontwerpers, maquettebouwers en één kostuumontwerper. Het werk van Van der Aa omvatte uiteraard meer dan het zoeken en vinden van de nieuwe chefs voor de onderafdelingen, die in deel 1 ter sprake kwamen.

Terugblikkend op zijn loopbaan bij de NOS is er een terugkerende factor te ontdekken. Van der Aa: “Ik was als chef geen flamboyante persoonlijkheid als Peter Zwart en niet zo’n sociale prater als Jan van der Does. Ik vond dat er een rechtvaardiger beleid moest komen en daar heb ik 18 jaar mijn best voor gedaan.” Dat rechtvaardigheidsgevoel wordt al snel na zijn aanstelling aangesproken. Van der Aa: “In 1974, ik was nog maar net bij de NOS, kwam het verzoek van de directie om een delegatie van grafici van de Zuid-Afrikaanse tv te ontvangen. In Zuid-Afrika heerste Apartheid en er waren zodoende twee soorten televisie. Voor de zwarte bevolking zwart-wit tv met plat vermaak en amusement. Voor de blanke elite hoogwaardige programma’s in kleur. Ik overlegde met de afdeling en we besloten officieel te weigeren. We wilden op geen enkele manier met dit systeem te maken hebben. De NOS directie reageerde: ‘we doen hier niet aan politiek’. Maar het ging natuurlijk niet om politiek, het ging om mensenrechten en rechtvaardigheid. De NOS liet de Zuid-Afrikanen overigens niet weten dat wij ze niet wilden ontvangen. De delegatie [bestaande uit een grafisch ontwerper, een decorontwerpster en een decormanager] kwam dus van de andere kant van de wereld naar de NOS en kreeg een rondleiding over de Keukenhof of zoiets dergelijks. Dàt vond ik pas ongepast. De IKON zond ons een prachtige bos bloemen omdat ze onze beslissing waardeerden.”

Illustratie van Arie Teunissen in de Spreek´Buis #145, 18 oktober 1974. De Spreekbuis schrijft: “decor- en grafisch ontwerpers weigerden het drietal te ontvangen, een verzoek dat door de bedrijfsleiding werd gehonoreerd, zodat deze afdelingen door de Zuidafrikaanse delegatie moest worden overgeslagen, hetgeen – gezien de beroepen van de betrokken bezoekers – op z’n minst een hard gelag moet hebben betekend.”

Een ander soort onrechtvaardigheid ziet Van der Aa in het honoreringssysteem van de NOS. Van der Aa: “Het oude systeem was gebaseerd op anciënniteit, elk jaar kreeg je meer, ongeacht prestaties. Dat betekende dat er steeds minder geld overbleef voor nieuwe jonge krachten.” Van der Aa ontwerpt een nieuw systeem waarin prestaties meewegen en niet elk jaar automatisch loonsverhoging volgt. Onderdeel van het nieuwe systeem is een beoordelingsronde. Een gekozen commissie oordeelde over een eventuele promotie of overgang naar een hogere schaal of klasse. Van der Aa: “Ik herinner me dat vooral de resultaten van de eerste beoordelingsronde met spanning tegemoet werden gezien. Na afloop van alle individuele beoordelingen werd een overzicht gepubliceerd van de nieuwe functie-indelingen van de hele hoofdafdeling. Er stonden hele groepen tegelijk te kijken naar wie waar terecht was gekomen, en er waren hele spectaculaire promoties bij. Sommige ontwerpers, meestal de jongere, maakten promoties van twee klassen, met drie jaar terugwerkende kracht. Dat betekende soms vele duizenden guldens ineens. We gaven zelfs belastingtechnische adviezen om te voorkomen dat ze teveel belasting zouden betalen! Het resultaat van die openheid was dat er na jaren opeens rust was op het gebied van klassen-indeling en salarissen.”

Een andere verandering waar Van der Aa met genoegen op terug kijkt is de totstandkoming van de Electronische Trucage Studio (ETS). Van der Aa: “Rond 1974 begon ik met het plannen van de verhuizing naar het toekomstige mediapark. Het was de bedoeling dat daar een elektronische trucage studio zou komen voor de afdeling Grafisch ontwerp. Met camera’s, een rondhorizon, een trucage/animatietafel. Daarvoor kreeg ik te maken met Piet de Vlaam, het hoofd van de technische dienst. Dat was een autoritaire, uiterst conservatieve man. Hij vond ontwerpers maar langharig werkschuw tuig die zeker niet de beschikking zouden mogen hebben over technische middelen, laat staan geavanceerde. Ik maakte een afspraak om met De Vlaam te praten. Hij liet me eerst drie kwartier wachten, daarna namen we plaats aan een lange tafel, hij aan het hoofd. Allemaal maniertjes om me te intimideren. Ik vertelde mijn plannen voor de trucage studio in het nieuwe gebouw. Nadat ik in ongeveer 20 minuten mijn verhaal had verteld zei hij botweg: “Zolang ik hier zit zal ik er voor zorgen dat dat niet gebeurt.” Officieel had hij mijn verzoek gewoon moeten uitvoeren, ik had budget en mandaat. Hij ging zelfs zo ver dat hij zijn technici verbood om met mij te praten over dit onderwerp. Ik kwam ziedend terug van dat gesprek, te laat voor mijn volgende afspraak bovendien. Er zat een dame op me te wachten die bij me kwam solliciteren als secretaresse. Ik legde uit waarom ik te laat was en ventileerde, in niet al te nette bewoording, mijn frustraties over De Vlaam. Toen ik klaar was, keek ze me beteuterd aan, ‘ik weet het’ zei ze, ‘ het is mijn vader.’ Het leek haar beter voor de situatie thuis als ze maar niet voor mij zou gaan werken. Ondertussen zag ik de nieuwbouw op het mediapark met de dag vorderen, maar ik kon het dus niet inrichten zoals ik wilde. Drie weken na dat gesprek overlijdt De Vlaam. Zijn opvolger, afkomstig van Philips, zei in het eerste gesprek:  ‘We gaan een prachtige studio voor u maken.’”

Nieuwjaarskaart van de grafici: “langharig werkschuw tuig” volgens De Vlaam. Ontwerp: Hans de Cocq, 1977. Via Erna de Cocq- de Ruiter

Van der Aa: “De starre houding van De Vlaam was kenmerkend voor de afstand tussen creatieven en technici bij de NOS. Je zag het wantrouwen overal terug, bij de ondertiteling bijvoorbeeld. De teksten werden uitgetypt op kaarten en die gingen door een machine die ze in beeld zette. De titelregisseur tikte met een potlood en dan drukte de technicus op het knopje zodat de volgende titel in beeld kwam. Het was uitgesloten en ondenkbaar dat de titelregisseur dat knopje zelf in zou drukken, of andersom; dat de technicus besloot wanneer de volgende titel zou komen. De houding van De Vlaam ten opzichte van de ontwerpers was, hoewel zeer extreem, typerend voor de verhouding tussen technici en creatieven destijds.”

Will Bakker maakte vanuit het Hoofdgebouw (tegenwoordig Mediacentrum) tussen 1978 en 1982 meer dan 300 foto’s van de bouw van het nieuwe Film Centrum op het Mediapark in Hilversum. Bakker: “Ik had een kistje gemaakt dat precies op de verwarming paste, waarop een oude kleinbeeldcamera was geschroefd. Die kon dan gewoon blijven staan, want die camera gebruikte ik verder niet meer. Ik heb die animatie overigens kort geleden opnieuw gemaakt, omdat er alleen nog een slechte Umatic versie van over was. De muzikanten die je hoort zijn: Arie Teunissen (collega-ontwerper) op tenorsax, Carlo Delbosq (ook collega) op gitaar en Martin Helm en Peter van der Sande (vrienden van Arie).”

 
In 1978 is het Hoofdgebouw op het Mediapark af en kan de Grafische afdeling verhuizen. De ETS wordt gerealiseerd en intensief gebruikt door de afdeling. In de studio bevindt zich onder andere de allereerste opstelling waar men beeldje-voor-beeldje opnames kan maken op professionele videobanden (BCN). Handig voor het maken van animatie op video, maar ook voor het opnemen van op de computer gerealiseerde beelden. Raymond Le Gué en Peter Struycken werken in de avonden en weekenden van het najaar van 1982 in de ETS aan Het eind = zoek (NOS, 1982), het eerste tv-programma dat geheel op de computer is bewerkt. Ook decorontwerpers als Roland de Groot experimenteren in de avonden of weekenden met  de geavanceerde apparatuur van de afdeling, zoals de Aesthedes. Ondanks alle technische hoogstandjes die de grafische afdeling tot beschikking staan, wordt er trouwens ook nog ouderwets met de hand getekend en geïllustreerd.

foto en bijschrift  uit het verslag van het TV Graphics ’81 in EBU Review van juli 1981

Naast de ETS komt er voor de hoofdafdeling ontwerp een vakbibliotheek en er wordt actief deelgenomen aan internationale congressen. Naar aanleiding van een bezoek aan het Japanse NHK organiseerde de NOS in samenwerking met de EBU het Tv Graphics ’81 congres in Nederland. De huisstijl van het congres was van Frans Lasès en Henk Tilder verzorgden de vormgeving van de congreszaal. Het was met 170 internationale gasten een groot succes. Op zulke bijeenkomsten werd duidelijk dat de NOS voorop liep. Van der Aa: “Qua vormgeving was de afdeling leidend op het Europese vasteland. De BBC was beter, maar de BBC ontwerpers erkenden dat wij tot de besten behoorden. Wel vreemd eigenlijk als je bedenkt dat de afdelingen ongeveer even groot waren terwijl Engeland toch een fors groter land is. Dat ligt aan het omroepsysteem. Bij de BBC was er maar één actualiteiten rubriek en in Nederland heeft elke omroep een eigen rubriek. Dat vraagt veel ontwerpcapaciteit.”

Logo voor TV Graphics ’81 – ontwerp: Frans Lasès

Na de onstuimige groei van de NOS in de jaren zeventig, gaat de rem er halverwege de jaren tachtig op. Er moet drastisch bezuinigd worden op de Publieke Omroep. Dat heeft grote gevolgen voor de facilitaire tak van de NOS. Daarover volgende week meer in het laatste deel van het interview met Van der Aa.

Lees ook deel 1 en deel 3.

Interview: Frans van der Aa, deel 1

Roy en ik spraken voor het boek Vorm van vermaak tientallen decorontwerpers, grafisch ontwerpers en andere mensen uit het vak. We hadden daar nog heel lang mee door kunnen gaan, maar erg moest ook een boek komen… Dus zijn er een hoop mensen die we niet of nauwelijks in het boek noemen. Gelukkig hebben we de website nog!

Vandaag het eerste deel van het verslag van de gesprekken die ik voerde met Frans van der Aa, die tussen 1975 en 1988 chef was van de Hoofdafdeling Ontwerp. Het boek vond zijn weg naar het kleine dorpje in Frankrijk waar hij sinds 2003 woont. Door een knieblessure was hij dit voorjaar aan huis gebonden en had hij de tijd om herinneringen aan zijn periode bij de NOS op te halen.

Het affiche is nog steeds in gebruik (en te bestellen in de webshop), Van der Aa : “mijn ontwerpen zijn niet erg flamboyant, maar wel solide.”

Frans van der Aa, geboren in 1939, volgde de opleiding bouwkunde aan de TH Delft. Daarna werkte hij vanaf 1966 als grafisch ontwerper bij studio HBM op de Leliegracht in Amsterdam. Van der Aa werkte daar onder andere aan de bekende campagne voor “Ooit een normaal mens ontmoet?” voor Stichting Pandora. Van der Aa kwam met het idee om de quote van Carmiggelt op zilver te drukken, het affiche wordt op deze manier een spiegel waardoor je je impliciet zelf afvraagt: ben ik zelf eigenlijk wel helemaal lekker? Het drukken van het affiche werd overigens een martelgang voor de drukker, herinnert Van der Aa: “de witte drukinkt pakte niet op het zilver, de letters vielen er telkens af.”

Hoe verzeilt Van der Aa van de snelle Amsterdamse reclamewereld in het Hilversumse omroepreservaat? Eind 1972 verschijnt in reclamevakblad Ariadne een paginagrote vacature voor een ‘chef Grafisch Ontwerp’. Hoewel de taakomschrijving wel in de smaak valt bij Van der Aa, staat het woordje ‘chef’ hem een beetje tegen. Gelukkig voor Van der Aa komen er op deze advertenties wel allemaal chef-types af. En juist dat type staat de ontwerpers tegen. Ze staan op gespannen voet met de hogere rangen binnen de NOS, als chef Jan van der Does de zaal van de decorontwerpers binnenloopt beginnen ze de Internationale te zingen. Op 31 mei 1973 plaats de NOS de vacature opnieuw, maar nu vraagt men om een “Energieke Vakgroepbegeleider”. Van der Aa reageert nu wel: “los van het feit dat ik mezelf wel energiek vond, klonk het deze keer wat minder autoritair en dat lag mij wel.”

Van der Aa bewaarde het kladje voor de sollicitatiebrief, nog geschreven op een kladblokje van HBM. De voorlaatste zin is eigenlijk een faux-pas in een sollicitatiebrief. Het ‘verschil van opvatting met de directie t.a.v. artistieke en maatschappelijke opstelling’ draait om de houding van Niek Hiemsta, één van de drie partners van het bureau. Van der Aa: “Hij wilde dat de studio ook ’s nachts beschikbaar was, als een reclameman dan ’s nachts een inval had, dan konden wij hem direct bijstaan. Een belachelijk idee. Hiemstra probeerde de medewerkers stuk voor stuk om te praten in de kroeg aan de overkant. Ik verbood de mensen van mijn team om aan hem toe te geven.” Voor de grafici bij de NOS, zelf in conflict met hun leiding, heeft die anti-autoritaire houding natuurlijk een grote aantrekkingskracht.

Hoewel de vacaturetekst van mei 1973 vraag om een “spoedige indiensttreding” duurt het bijna een jaar voordat de NOS Van der Aa aanneemt. “Ik kreeg in juni keurig een postkaart dat mijn brief ontvangen was. Daarna hoorde ik niets meer. In september belde de personeelschef en vroeg narrig ‘of ik nog interesse had’. Mijn brief had al die tijd gewoon in zijn la gelegen terwijl hij op vakantie was. Dat soort dingen waren vrij normaal; voor de personeelschef was het ondenkbaar dat iemand anders zijn verschrikkelijk belangrijke taken over zou nemen. Zo bewees hij dat hij onmisbaar was. Dilettantisme vierde hoogtij bij de NOS en dit soort rare toestanden bleven onbestraft.”

Zelfportret Gerard Vermue, begin jaren zeventig. Vermue tijdens een gesprek met zijn aankomend chef: “als ik dat kon dan kwam ik hier niet”

Van der Aa is de enige overgebleven kandidaat voor de functie, desondanks gaat de NOS niet over één nacht ijs. Van der Aa: “Het duurde allemaal heel erg lang, ik heb ongeveer negen gesprekken gehad. Één van de gesprekken was met een groep ontwerpers. Gerard Vermue was daar één van. Hij bekeek mijn portfolio en zei: ‘als ik dat kon dan kwam ik hier niet’. Een ironisch, maar aardig bedoelde opmerking: je bent gek als je hier komt werken. In maart 1974 begon ik eindelijk als chef van de afdeling grafisch ontwerp.” Van der Does, de man waar de ontwerpers mee overhoop liggen, zit ook bij één van die gesprekken, maar als Van der Aa in dienst treedt, is Van der Does vertrokken. De decorontwerpers kiezen collega Freek Biesiot als hun nieuwe vakgroepleider, maar Van der Does was tevens chef hoofdafdeling Ontwerp. Van der Aa neemt daarom samen met decorontwerper Dorus van der Linden die functie over. Daaronder vallen naast decorontwerp en grafisch ontwerp ook de maquette afdeling en de kostuumontwerper van de NOS.

De NOS, in het bijzonder de televietak, is in 1974 nog steeds niet helemaal volwassen. Dat is niet alleen te merken aan de leiding (vaak waren het de wat mindere broeders bij de radio die op televisie gezet werden), maar ook aan de huisvesting. In 1961 is gestart met het bouwen van het huidige mediapark in Hilversum. In 1967 zijn de eerste twee studio’s en een hal voor decorbouw af, maar de ruimte waar de grafische afdeling zal komen, is er in 1974 nog niet. De grafische afdeling huisde eerst in Bussum en vond daarna tijdelijk onderdak in de buurt van de nieuwe studio’s, in een vleugel op de begane grond van het TROS-gebouw op de Lage Naarderweg.

Van der Aa: “Het was juli 1974, ik was er dus nog maar nét. Ik loop door de gangen en iemand van de TROS spreekt me aan: ‘Hebben jullie al iets nieuws gevonden?’ Bleek dat de TROS het huurcontract had opgezegd. Ze waren zelf hard aan het groeien en konden de ruimte goed gebruiken. Binnen twee maanden zouden we eruit moeten, uitstel was niet mogelijk.  Het zou nog een paar jaar duren voor het nieuwe hoofdgebouw af was. Ik liep direct door naar het bureau van Arie van den Dool, Hoofd van Dienst TV-productie en zijn nieuwe adjunct Renardel de Lavalette. Op de een of andere manier was er geen mens van op de hoogte dat de grafische afdeling in augustus op straat zou staan, er was gewoon niemand die daarop had gelet. Paniek. De Lavalette en ik hebben direct alle makelaars in de omgeving afgebeld en toen vonden we te elfder ure een leegstaand pand aan de Larenseweg. Dat was een kale ruimte waar we met spaanplaat – dat een zeer penetrante geur verspreidde – kantoortjes en ateliers bouwden. Daar heeft de afdeling anderhalf jaar gezeten, een idiote verspilling van geld maar het was onontkoombaar.”

Wim Crouwel — Atelier 12. Beeldje voor beeldje.

Van 4 oktober tot 10 november 1974 was het werk van NOS Grafisch Ontwerp te zien in het Stedelijk Museum, Amsterdam in een tentoonstelling over animatie. De catalogus is een ontwerp van Total Design (Wim Crouwel en Daphne Duijvelshoff) en de animatie is van Jacques Verbeek, Karin Wiertz, Niek Reus. (Collectie: Bas van Vuurde)

Rond de tijd van die haastige verhuizing wordt duidelijk dat er een nieuwe chef van de hoofdafdeling Ontwerp moet komen. “Er werd een commissie ingesteld waarin ik ook zat, met een aantal andere vertegenwoordigers van de afdelingen. Er is bijna een jaar vergaderd onder voorzitterschap van Henny Greve. Uit de vergaderingen ontstond een profiel en er werd een vacature uitgegeven. Daarop kwamen veel reacties want het was een interessante baan, maar de kandidaten waren allemaal onder de maat. Toen vroeg de leiding van de NOS mij. Ik twijfelde, ik kwam daar pas kijken en ik had nog maar net een club van 40 mensen onder me. De hoofdafdeling ontwerp was 100 man: grafisch ontwerp, decorontwerp, maquettebouw en één kostuumontwerper. Bovendien was ik helemaal niet zo carrière gericht. Ik stelde twee voorwaarden: ik wilde één jaar proeftijd en een enquête onder de hele afdeling. Alle 98 medewerkers konden hun stem uitbrengen. Er stemde 97 mensen voor en één tegen. Dat was kostuumontwerper Robert Bos. Die had een goed argument; hij kende mij niet en stelde dat hij dus niet voor of tegen kon stemmen.”

Tussen Robert Bos en Van der Aa komt het trouwens allemaal goed. Ze werken later samen aan de realisatie van het Kostuumfundus, voor opslag, uitleen en onderhoud van de kostuums die in de loop der tijd gemaakt waren in opdracht van de omroepen.  Voorheen werden die door de omroepen zelf bewaard, wat natuurlijk niet erg efficiënt was.

In februari 1975 treedt Van der Aa aan als chef van de hoofdafdeling Ontwerp. Dorus van der Linden was niet zo enthousiast over de bestuursfunctie en weidde zich liever weer aan zijn vak. Het vinden van afdelingshoofden was altijd een lastige taak. Van der Aa: “De ontwerpers wilden iemand die in vakmatig opzicht aan de top zat. Ik wilde iemand die een afdeling kon managen. Het was geen makkelijke baan. Het betaalde bovendien niet veel meer dan de functie van de beste decorontwerper. Biesiot verdiende maar 70 gulden meer en kreeg daarvoor de verantwoordelijkheid over 50 mensen. Hij deed het tot in de jaren zeventig, maar het hij vond uiteindelijk veel gedoe voor weinig geld.” Biesiot degradeert dan ook op eigen wens weer naar decorontwerper. Cor Straatmeyer neemt het in 1977 van hem over.

Van der Aa: “We gingen op zoek, maar het was heel lastig om iemand te vinden. Straatmeyer was eerst productiechef onder Biesiot geweest en die hebben we toen maar gevraagd. De chef decor moest nauw samenwerken met de Programma Verdeel Commissie, waarin een aantal verkozen ontwerpers zaten. Het werk bij decorontwerp is namelijk heel complex. Het hangt heel erg af van het programma en de regisseur welke ontwerper het beste past. De commissie bekeek de aanvragen en verdeelde het werk. Op zich was het een heel eerlijk systeem maar de chef moest er wel op toezien dat het allemaal rechtvaardig ging. Er was één ontwerper die telkens gepasseerd werd bij promoties. Hij was het daar niet mee eens en kaartte dat bij mij aan. Eigenlijk had Straatmeyer dat aan moeten pakken, als chef had hij ook op moeten komen voor de mindere broeders.”


In 1976 mocht de NOS dankzij “Ding-a-dong” het Eurovisie Songfestival organiseren. De NOS pakte groots uit. Roland de Groot ontwierp een decor met (mechanisch) bewegende delen: enorme zwevende objecten die elk liedje een unieke choreografie en belichting hadden. Van der Aa: “Roland’s decor was een gigantische prestatie, de BBC kwam vragen of ze het decor over konden nemen.” De grafische verzorging was van Frans Schupp.
 

Op de grafische afdeling moet uiteraard ook een nieuwe chef komen als Van der Aa chef van de hoofdafdeling Ontwerp wordt. En dat is, net als bij decor, niet makkelijk. Van der Aa: “De ontwerpers waren lastig, ze vonden zichzelf dermate goed dat ze een chef wilden van het niveau van Wim Crouwel. Ze hadden een wat vertekend beeld van de kwaliteit van hun afdeling.” Van der Aa vraagt een ontwerper die hij kent uit zijn tijd in Amsterdam: Boudewijn Ietswaart. Van der Aa: “Ietswaart was een voortreffelijk kalligraaf en illustrator. De grafisch ontwerpers respecteerden hem zeer. Hij gaat van start tijdens de chaos van de hals-over-kop verhuizing van de afdeling van de TROS naar de Larenseweg.” Na zo´n twee jaar houdt Ietswaart het voor gezien, in een interview uit 2009 zegt hij dat hij de `meetingitis´ zat is. (Jong, Feike de. ‘The rediscovery of Boudewijn Ietswaart’ in Typo 37 autumn 2009.) Ruud Langezaal volgt hem op. Van der Aa: “Langezaal had meer plezier in het management, maar de afdeling vond hem weer niet goed genoeg. De meest geliefde chef was waarschijnlijk Willem Hillenius.”

Filmtitelontwerp van Piero Gherardi uit 1963. Chef Willem Hillenius organiseerde filmvertoningen voor de ontwerpers, zelf is hij groot fan van regisseur Fellini.

Van der Aa: “Hillenius viel met zijn neus in de boter. Niet alleen met het nieuwe gebouw en de trucage studio, ook met het EBU congres van 1981. Hillenius zag terecht dat de afdeling ingeslapen was en hij probeerde ze bij de les te brengen. Hij porde hun interesses op en moedigde veelzijdigheid aan met filmprogramma’s, bezoek aan tentoonstellingen. Daar waren ze hem dankbaar voor.” Hillenius krijgt het aantrekkelijk aanbod om de academie in Arnhem te leiden en neemt afscheid van een afdeling die hem liever niet ziet vertrekken. Hij krijgt een prachtig groot kunstwerk mee bestaande uit allemaal kleinere vlakken die door de ontwerper ingevuld zijn. Hillenius werkte tot zijn pensioen in 2010 bij ArtEZ. Bij de NOS werd hij opgevolgd door Henk Cornelissen.

Van der Aa: “Cornelissen was een goede ontwerper en een goede leider voor die afdeling. Ik vroeg hem toen hij een paar maanden aan het werk was om een verslag van zijn indrukken van de afzonderlijke ontwerpers te maken. Ik was benieuwd naar zijn mening over hun kwaliteiten, dat kon hij immers veel beter beoordelen dan ik. Hij was nog een buitenstaander en een betere vakman dan ik. Hij maakte een heel sec vakmatig verslag, heel eerlijk en to the point. Het was vertrouwelijk, dus we besloten dat hij het rapport met de hand zou schrijven, de enige kopie die hij maakte was voor hemzelf en het origineel ging naar mij. Laat hij nu de laatste pagina van het verslag op het kopieerapparaat liggen. Laat dat nu net de pagina over Henk Vermolen zijn. En dat was ook de eerste die het apparaat weer gebruikte. Hij las het en maakte er een hoop stennis over, het was een schande, vond hij. Toch kregen ze het verslag niet te zien.”

In 1987, vlak voor de reorganisatie van het facilitair bedrijf van de NOS, vertrekt Cornelissen naar de St. Joost academie. Van der Aa benoemd Jan Janiczak, “een zeer accurate man en een perfecte productiechef” als opvolger van Cornelissen. “Janiczak’s functie was een belangrijke, maar een beetje een onzichtbare en ondankbare functie” volgens Van der Aa. “Niet iedereen begreep de promotie, maar deze man had zich 20 jaar ingespannen, met nauwelijks waardering en dat vond ik niet terecht. Het leek mij met het oog op de toekomstige ontwikkelingen wel goed om op deze manier zijn positie wat te versterken.”

Het werk van Van der Aa omvatte uiteraard veel meer dan het zoeken en vinden van nieuwe chefs voor de decorontwerpers en de grafische afdeling. Maar daarover volgende week meer.

Lees ook deel 2 en deel 3!

Sollicitatie

Het verslag van de gesprekken met Frans van der Aa laat nog even op zich wachten, dus we doen gewoon een tweede ‘teaser’. Laatst plaatste ik al de vacature waar hij in 1973 op reageerde, deze week het kladje van zijn sollicitatiebrief. De laatste zin is eigenlijk not-done: bij een sollicitatie hoor je niet te klagen over je huidige baan. Maar voor de grafici vormde die laatste zin juist de reden om Van de Aa uit te nodigen. Zij lagen immers zelf overhoop met hun leidinggevende. Maar daarover binnenkort meer….

NOS Paintbox

Het NOS Journaal heeft een leuk ‘achter de schermen’ weblog met video’s. Jeroen Overbeek maakte een post over de ‘Paintbox’, de afdeling die de dagelijkse vormgeving van de NOS Journaals en het Jeugdjournaal verzorgd. De landkaarten, animaties, grafieken, enzovoorts. Het Jeugdjournaal besteedt sinds de allereerste aflevering heel veel aandacht aan dit soort ondersteunde beelden. Je neemt de informatie immers veel beter op als beeld en geluid elkaar helpen. Hellen Kret, regisseur van het Jeugdjournaal vertelt aan Overbeek hoe het allemaal in zijn werk gaat.

Tot begin jaren tachtig worden de graphics voor het Journaal door de grafici van NOS Grafisch Ontwerp verzorgt. Dat gebeurde in toerbeurt. Één of twee grafici staan de hele middag paraat om eventueel op het allerlaatste moment een landkaartje of een grafiek te maken. De instructies worden doorgebeld en een koerier haalt dan voor de uitzending het koffertje met titelkaarten op. In de jaren zeventig, mede door de komst van kleurentelevisie, ontstaat de behoefte aan wat meer eenheid. De landkaarten krijgen allemaal dezelfde kleuren, het gebruik van Letraset wrijfletters zorgt voor eenheid in de typografie en gebruikte kaarten worden bewaard met het oog op hergebruik.

De Paintbox doet zo begin jaren tachtig haar intree in de tv wereld. Deze grafische computer is de perfecte machine om nieuwsgraphics op te maken. Men kan een stilstaande opname, zoals een landkaart, foto of videobeeld op gemakkelijke en snelle wijze bewerken. De NOS krijgt al snel zo´n Paintbox op de redactievloer. De nieuwsgraphics kunnen nu natuurlijk niet meer op de grafische afdeling gemaakt worden en de grafici verhuizen – nog steeds in toerbeurt- naar de Journaal redactie.

Het is geen ideale situatie. De Journaal redactie ziet liever een eigen team met vaste mensen op de redactievloer. Maar de ontwerpers van Grafisch Ontwerp staan niet bepaald te springen om permanent naar het Journaal te gaan. Het werk is immers een stuk minder veelzijdig en uitdagender dan op de Grafische afdeling. Uiteindelijk sluit Frans van der Aa, chef van de grafici en decorontwerpers zo rond 1984 een contract met het Journaal. Twee ontwerpers± Arie Teunissen en Dick van Stralen, verhuizen definitief van NOS Grafisch Ontwerp naar het NOS Journaal. Het Journaal vaart er wel bij. De komst van twee ervaren ontwerpers is op televisie duidelijk te zien. Arie Teunissen verzamelde een aantal van de nieuwsgraphics die hij in die jaren maakten (zie de foto hieronder). Deze beelden kwamen links naast de presentator in beeld (zoals rechtsonder naast Joop van Zijl). Niet al het nieuws leende zich daarvoor, maar waar het kon, zorgden Teunissen en Van Stalen voor een slimme vormgeving, een dubbele laag of een visueel grapje. In de collage hieronder bijvoorbeeld: twee bleke bankbiljetten aan een waslijn, zal ongetwijfeld voor een item zijn geweest over witwassen. En hoe duidelijk is de combinatie van de Japanse vlag en een rood stempotlood? Met zulke slimme graphics kan je het geluid uitzetten en toch het nieuws meekrijgen!

Van Stalen en Teunissen gaan eind jaren negentig met pensioen. Er is een hoop veranderd, hun oude afdeling, NOS Grafisch Ontwerp is verzelfstandigd tot NOB Design. De Paintbox is vervangen door nieuwe machines en software. De grafisch ontwerpers bij het Journaal worden redacteuren genoemd, omdat er niet alleen vormgeving, maar ook inhoud van ze verwacht wordt. Maar sommige dingen blijven hetzelfde: het hoekje waar de grafische redacteuren werken heet nog steeds gewoon de Paintbox afdeling.

Volgende week meer over het NOS Journaal en de nieuwe vormgeving!

Binnenkort: Frans van der Aa

Frans van der Aa was de afgelopen weken zo vriendelijk om mij uitvoerig te woord te staan over de periode dat hij bij de NOS werkte. Eerst was hij anderhalf jaar chef Grafisch Ontwerp en daarna, van 1975 tot 1989, leidde hij de grafici én decorontwerpers als chef van de hoofdafdeling Ontwerp. Binnenkort een verslag van die gesprekken, maar als ‘teaser’ alvast de vacature waarmee het in de zomer van 1973 allemaal begon.


De paginagrote advertentie verscheen in reclamevakblad Ariadne op 31 mei 1973, p. 35. Collectie: ReclameArsenaal.nl