Jan van der Does: verkeersbord en decors

Jan van der Does deed eind december in de garage nog een aantal interessante vondsten: decorschetsen, en onderstaand krantenknipsel. Dat soort opdrachten kwamen in de jaren vijftig op het bordje van de grafisch ontwerpers.

DSCF6121a

Verder zijn een aantal decorontwerpen boven water gekomen. Voor de De grote veroveraar bijvoorbeeld, van Peter Koen voor de NCRV. Deze dramaproductie is opgenomen op 21 februari en uitgezonden op 3 maart 1962. Het stuk gaat over Alexander de Grote en de meubels zijn allemaal speciaal voor deze productie gemaakt. In latere dramaproducties die in dezelfde historische periode spelen, zijn de stoelen en tafels nog een aantal keer gebruikt (let op het tafeltje uit Een idealist hieronder). De televisie-kritieken -begin jaren zestig worden nog bijna alle uitzendingen uitgebreid beschreven en besproken in de krant- zijn positief, ook de ‘rijke decors’ en ‘uiterst verzorgde aankleding’ vallen op. Veel lof ook voor Coen Flink, die de hoofdrol speelt.

Van der Does vond ook twee ontwerpen voor Een idealist van Jack Dixon uit 1963 voor de VPRO. Dit is een drama over koning Herodes. Op de foto’s uit de collectie van Beeld en Geluid zijn de schetsen en het resultaat te vergelijken. Dit programma is live uitgezonden op 17 januari 1963.

In de garage van Van der Does kwamen verder een serie decortekeningen onder het stof vandaan voor het programma Romeo en Julia, wederom van Jack Dixon. Van der Does: “Ik was altijd blij als hij weer langskwam, dan wist ik dat ik iets moois kon maken.” In dit geval gaat het net als de twee producties hierboven om een historisch setting, maar dit maal is het decor zeer sterk gestileerd. Dixon stond er op dat het decor en dus de schetsen in kleur gerealiseerd worden, dat was voor de acteurs prettiger. (Een van die acteurs was trouwens Herman van Elteren.) De theateruitvoering van Romeo en Julia is voor televisie teruggebracht tot 2 uur. Volgend De Telegraaf had de uitvoering “stijl en sfeer, waardigheid en bovenal ook romantiek en weemoed.” De recensent van Het vrije volk heeft wel het een en ander aan te merken, maar besluit als volgt: “Dank zij Dixons voortreffelijke regie, fraaie schermscenes en een stijlvol decor van JAn van der Does werd het geheel echter toch een televisiemanifestatie die er zijn mocht.” Meer (zwart-wit) foto’s van dit programma zijn te zien in de Beeldengeluidwiki.nl: Gallery:Romeo en Julia.

Trucage

Dorus van der Linden stuurde deze portretten door. Ze zijn gemaakt tijdens een trucagecursus in Santbergen, het opleidingsintituut van de omroep. Weet iemand meer over deze cursus en de gebruikte apparatuur? Laat je reactie achter onder dit bericht!

This slideshow requires JavaScript.

This slideshow requires JavaScript.

Correctie: Bart Doests moet zijn Bart Doets

Jan van der Does: 3 in 1

In het archief van Jan van der Does vonden we bovenstaande beschilderde kartonnen maquette uit 1959. Het is waarschijnlijk een van zijn eerste decors. Van der Does begon immers als grafisch ontwerper en stapte in 1959 geleidelijk over naar decorontwerp. Eind 1959 staat de ontwerpgroep onder zeer hoge werkdruk: Fokke Duetz en Peter Zwart zijn beide overspannen en zitten enige tijd thuis. Cor Hermeler staat er als decorontwerper alleen voor. Er komt weliswaar een nieuwe decorontwerper bij, Massimo Götz, maar ze moeten, zoals Götz het zich herinnert “tegen de klippen opwerken”. Collega graficus Ger van Essen neemt de leiding van de grafische onderafdeling over en zo wordt Van der Does de vijfde decorontwerper bij de televisie.

De maquette is voor het programma Changeant, opgenomen en uitgezonden op 21 maart 1959 door de KRO. Regisseur Ben Mettrop had om een decor gevraagd waarin gedanst kon worden. Het moest ruimtelijk zijn (vandaar het hoogteverschil tussen de drie zetstukken), maar natuurlijk niet te veel ruimte innemen. De dansers, Jeanne Asmann en Wim Voeten, moeten er immers vrijelijk doorheen kunnen zwieren. Het programma heeft naast de dansers nog twee andere acts: een Weense zanggroep genoemd De drie Gloria’s en de mondharmonica-virtuoos Max Geldray. Zodoende ontwerpt Van der Does een decor dat op drie manieren te gebruiken is. In de changementen tussen de acts worden de zetstukken opgetilt en 120 graden gedraaid. En gezien de titel van het programma zijn die changementen misschien wel in beeld gedaan, hoewel dat wel erg vooruitstrevend zou zijn. Voor de Gloria’s is er een klassieke Romeinse set met invloeden van Picasso, Geldray treedt op in een gestileerd pittoresk dorpje en de dansers bewegen zich tussen volledig abstracte vormen. Van der Does had het liefst zo’n opdracht waar om een modern, abstract, niet-naturalistisch decor gevraagd werd. Die opdrachten waren er niet zo vaak, dus als er zich een kans voordeed dan greep hij die.

Een paar weken later kreeg hij weer zo’n kans van regisseur Ger Lugtenberg bij het programma Weekendshow van 16 mei 1959. Ook van deze maquette is nog een deel bewaard en deze is in kleur, dus waarschijnlijk is het decor ook in kleur uitgevoerd. Dat gebeurde af en toe op aanvraag van de regisseur of artiest. Het was goed voor de sfeer in de studio en zeker als het een show betrof vanuit de Singer-concertzaal waar publiek bij aanwezig bij was, kon er natuurlijk geen grijs decor staan. De ontwerper moest in zo’n geval wel goed opletten dat de kleuren in grijswaarden ook een mooi plaatje opleveren voor de kijkers thuis.

Het begin: Hub Berkers

Begin bij het begin: de sollicitatie. Hoe komen de decorontwerpers binnen bij de NTS? Wat wordt er van hun gevraagd? Het derde verhaal in deze rubriek is van Hub Berkers.

Mijn sollicitatiegesprek was met Jan van der Does. Halverwege het gesprek steekt iemand zijn hoofd om de deur. Kijkt even naar binnen en trekt daarna de deur weer dicht. Heel vreemd. Dat bleek Peter Zwart te zijn geweest. Hij deed dit vaker, hoorde ik later, om te zien wie er solliciteerde.

Na de sollicitatie hoorde ik drie maanden niets. Tot ik op 10 augustus een brief kreeg dat ik me maandagmorgen 1 september om 09.15 moest melden in Studio I. Dat kon helemaal niet, want ik had nog een baan. Uiteindelijk ben ik iets later begonnen, half september ongeveer.

Verder werd ik de eerste dag opgevangen door Aart Terdu die mij alle belangrijke mensen voorstelde. Ik ben toen begonnen als assistent decorontwerper bij Jenny van der Geest en Arnold Kroon. Ik maakte werktekeningen voor diversen programma’s o.a. de Weekend Quiz en de Berend Boudewijn Quiz en vele actualiteiten programma’s. Maar ik heb het ontwerp vak vooral geleerd van Jaap Binnerts die mij heel vrij liet om mee te ontwerpen.

Ook je verhaal over je sollicitatie of eerste werkdag delen op het blog? Mail of bel je verhaal door aan Liselotte.

Het begin: Dorus van der Linden

Begin bij het begin: de sollicitatie. Hoe komen de decorontwerpers binnen bij de NTS? Wat wordt er van hun verwacht? En wat is hun eerste indruk of ontwerp? De tweede sollicitatie in deze rubriek is van Dorus van der Linden:

Ik was afgestudeerd aan de Koninklijke Academie voor Kunst en vormgeving in ‘s-Hertogenbosch in 1964 en heb na mijn eindexamen geprobeerd werk te vinden bij diverse uitgeverijen in Amsterdam (Arbeiderspers/Querido/Bezige Bij) omdat de reclame, waar de meeste van mijn mede-studenten werk zochten en vonden, mij in het geheel niet trok. Na een aantal vage toezeggingen, waar toch weinig vervolg op kwam, ben ik met grafisch werk van de academie, op mijn motortje vanuit Nijmegen naar de boekenbeurs in Antwerpen gereden waar ik met half bevroren vingers van stand naar stand ging, maar aan het eind van de dag had ik wel drie opdrachten binnen. In de periode daarna heb ik een aantal omslagen ontworpen vooral voor de Standaard Uitgeverij en Uitgeverij Lannoo in Tielt.

Omdat schoonvaders hun dochter in die tijd alleen wilden afstaan aan jongemannen met vast werk, solliciteerde ik als grafisch ontwerper op een vacature van de NTS. Ik werd uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek in Hilversum in de villa van Personeelszaken aan de Insulindelaan. Daar gearriveerd zaten in een wachtkamer een aantal gegadigden met vooral veel maquettemateriaal. Daar stak mijn mapje met grafische ontwerpen mager en flets tegen af. Pas dáár hoorde ik ook dat het om een vacature voor een decorontwerper ging. Ik heb mij gemeld bij de receptie en gezegd dat er waarschijnlijk een fout was gemaakt. Ze zou “binnen even horen” maar ik moest maar wachten omdat men toch mijn werk wilde zien. Toen ik werd binnengevraagd zaten daar Peter Zwart, Jan van der Does, Jeanette Elders (assistente van Arie van den Dool) en Dhr. Achterberg van Personeelszaken.

Lijnets van Dorus van der Linden, 1964 - prive-archief Dorus van der Linden

Lijnets van Dorus van der Linden, 1964 – prive-archief Dorus van der Linden (klik op de afb voor een vergroting)

Ik legde mijn grafisch werk uit op de grond en Peter Zwart nam onmiddelijk een klein lijn-etsje (zie hierboven) ertussenuit en begon dit aandachtig te bestuderen. “Jongen”, zei hij tegen mij, “jij bent aangenomen!” Jan van der Does was het hiermee duidelijk niet eens: “Peter, er komen morgen nog meer mensen solliciteren hoor.” “Jongen, laat ze maar kletsen, jij krijgt die baan”, zei Peter Zwart en zowaar, enkele weken later stapte ik op de hoek van de Emmastraat een villa binnen als “aankomend decorontwerper D”. Ik dacht toen, als ik eenmaal binnen ben, kan ik misschien overstappen naar grafisch ontwerp. Decorontwerpen bleek véél leuker!

Ingewerkt ben ik door Massimo Götz, die mij direct een groot ornament liet ontwerpen voor een nationaal programma in de RAI in Amsterdam waar Koningin Juliana en Prins Bernhard in de zaal zaten. Op mijn vraag of ik bij de opbouw van het decor in de RAI mocht zijn, werd door Massimo negatief gereageerd. Als gevolg liep ik op de avond van de uitzending door donker Bussum (waar ik op kamers woonde, zonder TV) langs de verlichte ramen te gluren om iets van “het ornament” in de RAI te kunnen zien. Bijna aan het eind van mijn carriere als ontwerper zat ik in Tuschinski bij de premiere van De Aanslag in de Koninklijke loge met Koningin Beatrix en Prins Claus. Gerechtigheid!

Ook je verhaal over je sollicitatie of eerste werkdag delen op het blog? Mail of bel je verhaal door aan Liselotte.

Het begin: de sollicitatie van Freek Biesiot

Begin bij het begin: de sollicitatie. Hoe komen de decorontwerpers binnen bij de NTS? Wat wordt er van hun gevraagd? Freek Biesiot trapt deze rubriek af met zijn verhaal over hoe het begon.

In 1965 was ik afgestudeerd aan de KABK in Den Haag, afdeling grafische en typografische vormgeving. Op zoek naar werk kwam ik een advertentie tegen waarin de NTS een ontwerper zocht, ik solliciteerde en kwam met mijn map ontwerpen op ‘auditie’ bij Jan van der Does en de personeelschef en de secretaresse van de heer Van der Dool, Jeanette (een ‘tüchtige Dame) Er zaten ongeveer twintig kandidaten in de wachtkamer, net alsof je bij de tandarts was. Tijdens het gesprek kwam ik er pas achter dat het om een Decorontwerper ging, ik had daar eigenlijk nog nooit over nagedacht, dat dat bestond! Maar ik zei ad rem dat ik dat altijd al had willen worden, maar dat daar geen opleiding in Nederland voor bestond. Ze gaven ze mij een bloknote met gelinieerd papier en een potloodje en werd ik in een kamertje gelaten met de opdracht een decor te ontwerpen voor een muzikaal combo met een zangeres. Je weet dat het gladde papier en een HB potlood nu niet bepaald ideaal zijn om iets behoorlijks te tekenen maar, met het zweet in mijn handen ben ik toch maar gaan krassen. Een uur later werd ik weer opgehaald en ik kon gaan.

Twee maanden later, het was inmiddels augustus, had ik nog niets gehoord dus ik belde maar eens op of ik nog een kans maakte. Nadat ik diverse malen was doorverbonden kreeg ik Jan van der Does aan de telefoon, die verbaasd reageerde op mijn vraag, ja, ik was aangenomen en ik moest me al de volgende week, 1 september melden! Dat kon niet want ik moest nog een freelance opdracht van het ICEM comité afmaken, een maand later stapte ik dus die villa in de Emmastraat binnen. Oh, dat kwam slecht uit want Van der Does moest naar een bespreking. Ik werd naar zolder gestuurd waar Gerard Buurman van de Maquette afdeling mij opving. Hij gaf me een stapel afgebrande lucifers en ‘ga maar wat in elkaar zetten’. Kort daarop kreeg ik de opdracht om een tentoonstelling te ontwerpen, waar geen van de andere ontwerpers zin in had. Het was voor een tentoonstelling over de radio-geschiedenis van de VARA naar aanleiding van 40-jarig bestaan. Die tekening heb ik bewaard. Mijn eerste ontwerp op dat ongelukkige doorzichtige papier, het was mijn eerste succesje, ik werd goedgekeurd.

VARA tentoonstelling, oktober 1964, Freek Biesiot. © Beeld en Geluid

VARA tentoonstelling, oktober 1965, Freek Biesiot. © Beeld en Geluid

Van Arnold Kroon, toen nog assistent/tekenaar, heb ik eigenlijk het vak geleerd. Hij was decor-timmerman geweest en een bijzonder goede constructeur. Als net afgestudeerd grafisch ontwerper wist ik niets van ruimtelijk ontwerpen en nog minder van bouwconstructies. Ik maakte een tekening en Arnold maakte er dan een uitvoerbaar decor van, alles in goed overleg. Massimo Götz was eigenlijk aangewezen als mijn “mentor”, maar die had niet zo veel tijd voor om zo’n joch op te leiden. Massimo gaf mij een oefenopdracht om een decor te ontwerpen voor een opera van Mozart. Dus ik aan de gang met allerlei Rococo ornamenten. Peter Zwart kwam de kamer binnenlopen en vroeg met barse stem wie ik was en wat ik aan het doen was. “Zo, zo,” zei hij: “denk jij dat dat Rococo is? Massimo stuur die man naar de stijlkamers in Utrecht!” Met schade en schande leerde ik het vak.

Ook je verhaal over je sollicitatie of eerste werkdag delen op het blog? Mail of bel je verhaal door aan Liselotte.

Jan van der Does: Kennisuitwisseling met de BBC

In de beginjaren van de Nederlandse Televisie Stichting zijn er regelmatig contacten met de collega’s van de BBC. De BBC heeft een voorsprong van enkele jaren op de NTS, maar doen heel graag aan internationale samenwerking en kennisuitwisseling, zoals ze dat diplomatiek noemen. Peter Zwart heeft vermoedelijk de eerste contacten gelegd. Uit de correspondentie in het privé-archief van Jan van der Does blijkt dat Zwart in ieder geval al in 1953 op bezoek is geweest in London waar hij Alfred Wurmser, freelance grafisch ontwerper heeft ontmoet en zeer waarschijnlijk ook Richard Levin, hoofd van de BBC-afdeling Design.

Van der Does wordt niet lang na zijn aanstelling als grafisch ontwerper bij de NTS op werkbezoek gestuurd naar de BBC. Zwart regelt ook een bezoek aan Wurmser. Deze man maakt voor de BBC de naar hem genoemde “wurmseries”, infographics die geheel mechanisch werken zodat ze direct live voor de camera uitgevoerd kunnen worden, zoals in het onderstaande filmpje goed te zien is.

Van der Does maakt in Londen kennis met allerlei nieuwe, betere en snellere apparatuur. Hij wordt rondgeleid over de grafische afdelingen, de fotografische zetstudio, de nieuwbouw, de decorbouwhal en de afdeling special effects. Zijn indrukken beschrijft hij in aantekeningen en in een uitgebreid officieel rapport. Het archief van Van der Does bevat naast dit verslag ook de correspondentie voorafgaand aan en voortkomend uit dit werkbezoek. Deze bronnen geven zodoende een goed beeld van de kennisuitwisseling tussen de NTS en haar grote broer.

6-7-1956: Brief van Peter Zwart aan Alfred Wurmser
Peter Zwart schrijft dat hij drie jaar eerder op bezoek was bij Wurmser: “Perhaps you have forgotten me, but I have not forgotten you. […] We over here in the Netherlands’ Television Design Department often talk about you and your very beautiful and interesting animations.” Hij vertelt dat Van der Does bij de BCC op bezoek gaat en hoopt dat Wurmser hem ook wil ontvangen.

13-7-1956: Brief van C.H. Booty aan Mr. van den Dool
De ‘European Liaison Officer’ van de BBC laat aan Arie van den Dool, de baas van Peter Zwart, weten dat Van der Does op donderdag 2 augustus om 14.30 verwacht wordt bij Richard Levin in het Television Centre, Wood Lane, W.11.

14-8-1956: Officieel rapport van bezoek op 2-8-1956
In het rapport is te lezen dat Jan der Does op 2 augustus 1956 om 14.30 ontvangen is door Levin. Na een kort formeel gesprek, neemt grafisch ontwerper John Sewell Van der Does mee naar de grafisch afdeling. Ze beginnen bij de fotografische afdeling. Men gebruikt fotografie om illustraties op elk gewenst formaat te vergroten, zodat ze ook gemakkelijk toe te passen zijn in decors. Op de fotografische afdeling krijgt Van der Does een demonstratie hoe men met letters uit een letterbak (met “vier zeer moderne lettertypen”) titelbeelden maakt. De letters zijn wit gemaakt en het letterblok zwart. Zo zet men tekst die vervolgens op een tructafel fotografeert wordt.

In Bussum bestaat de titelafdeling alleen uit Cor Hermeler en Van der Does, maar in London bestaat de grafische afdeling naast de fotografische zetters uit nog een onderafdeling die zich uitsluitend met ‘handlettering’ bezig houdt. Van der Does ziet hier twaalf man die in rap tempo bezig zijn met het maken van “titelrollen en decoratieve bordjes” en herinnert zich nu nog dat er tussen de tafeltjes een jongen voortdurend heen en weer liep om kaarten op te halen. Er zijn op deze afdeling medewerkers die daar al tien jaar werken: “Een blik op de resultaten die door hun hand waren ontstaan, leerde mij dat de routine en interesse in vele lettertypen tot fantastische resultaten leiden en mensen kweekt die met hun kostbare instrumenten, d.w.z. hun handen, van onschatbare waarde worden.”

Op deze afdeling ziet Van der Does de kleine Masseely drukpers in werking die volgens de BBC-ontwerpers gemakkelijk te bedienen is en uitstekend voldoet voor het maken van “zakelijke, pretentieloze en door omstandigheden verlate aankondigingen”. Het lijkt hem economisch verstandig om de Masseeley op korte termijn voor de NTS aan te schaffen hoewel hij artistiek gezien de fotografische methode prefereert, vooral omdat deze ook voor decorwerk ingezet kan worden.

Na een “gezellige tea” maakt van Der Does kennis met decorontwerper Mr. Bewell(?) die hem rondleidt door de decorwerkplaatsen. Van der Does schrijft: “Een enorme hoeveelheid sets, trappen en wonderlijk gevormde decorstukken stonden hier opgesteld, zowel voorzien van kleur als in grijstinten uitgevoerd. Het geraas van machines overstemde het geroep van de verschillende ambachtslieden, kortom er heerste een bedrijvigheid van jewelste.” Bewell legt de planning van decors uit en vertelt dat hij in Amsterdam verschillende decors heeft verzorgd in Carré en Tuschinski.

Ten slotte brengt Bewell Van der Does via de cirkelvormige bouwput waar de nieuwe BBC controlekamer en studio’s gebouwd worden, naar de afdeling Special Effects waar Bernard Wilkie en Jack Kine de leiding hebben over een groep van zo’n zes man. “Het was een wonderlijke ruimte […] omdat artisticiteit en techniek hier hand in hand gingen”, schrijft Van der Does. Hij constateert tot zijn genoegen dat aantal technieken die hij hier ziet ook al bij de NTS in gebruik zijn. Zo ver loopt de NTS gelukkig niet achter. Verder maken Wilkie en Kine “rookgordijnen, voortstuwende raketten” en een “speciaal ‘wipe’-apparaat voor het snel doen verwisselen van losse tekstkaarten.” Van der Does heeft zelf al een ‘wipe’-apparaat geconstrueerd, maar de door hem gebruikte spiegels zijn inferieur aan wat hij hier ziet. Wilkie belooft de naam van de leverancier na te sturen. Van der Does mag ook een kijkje nemen in de Lime Grove Studio waar hij de animations van de afdeling Special Effects in werking ziet.

Over dit bezoek schrijft hij: “De studio zelf deed mij denken aan een oud pakhuis met welke ruimte echter nog gewoekerd moest worden, tenminste, de geluiddempende platen hingen als grauwe vervelde stukken aan wanden en plafond en ik kreeg onmiddellijk een associatie met de oude Irene Studio, die ook op vele plaatsten zo licht ontvlambaar bleek te zijn geweest, maar tussen die grauwe wanden werkte men met belichtings- en camera-apparatuur, waarvan ik na een kleine vergelijking met ons eigen materiaal (als leek) toch moest concluderen dat hier in de loop der jaren veel aan de praktijk was getoetst.”

Het "onding' van de NTS in het depot van Beeld en Geluid

Het NTS titelapparaat in het depot van Beeld en Geluid. Een ‘onding’ volgens regisseurs c.q. inspeciënten.

In de studio ziet Van der Does ook het titelrolapparaat wat de BBC gebruikt op titelrollen op af te draaien en constateert dat “het titelapparaat wat op het ogenblik bij ons nog dienst doet, totaal verouderd is en door vele regisseurs c.q. inspeciënten als ‘onding’ wordt betiteld.” Omdat hij hen gelijk moet geven, hoopt hij dat deze machine door de NTS aangekocht of vervaardigd kan worden.

De uitsmijter van het bezoek is het laatste snufje van de afdeling Special Effects: een pistool met een vloeibare rubber die langs een propeller geschoten wordt en dan een “goed gelijkend” spinnenweb vormt.

Augustus 1956: Verslag bezoek aan Alfred Wurmser
Van der Does schrijft in zijn verslag over dit bezoek hoe de captions werken (met klemmen, blokjes, schuifjes en splitpennen), hoe groot ze zijn (20,5 x 20 met beelduitsnede 16,12 x…), hoeveel grijstinten Wurmser gebruikt (vijf), hoe de belichting gedaan wordt (m.b.v. een scharnierend raam met glasplaat), en wat je moet doen als randjes omkrullen (zwart gaas er over heen spannen), het soort karton dat gebruikt moet worden (“dun, maar bijzonder taai en sterk”). Ten slotte schrijft hij: “Het systeem met de glasplaat is niet alleen van toepassing bij animations, doch kan ook worden gebruikt met behulp van een spiegel als spiekapparaat voor een omroeper of redenaar, die dan zonder bezwaar kijkend in de lens van de camera toch de tekst kan zien.”

Schets van een 'spiekapparaat' (auto-cue). Privé-archief Jan van der Does

Schets van een ‘spiekapparaat’ (auto-cue). Privé-archief Jan van der Does

8-8-1956: Brief over ‘optical glassware’
Wilkie en Kine sturen het adres van een leverancier waar spiegels en glas besteld kan worden dat geschikt is voor speciale effecten.

Privé-archief Jan van der Does

Privé-archief Jan van der Does

13-8-1956: Conceptversie van een bedankbrief aan Wilkie en Kine
Van der Does bedankt Wilkie en Kine: “Het is voor mij bijzonder prettig van u zulk een enthousiaste aanmoediging tot internationale samenwerking te horen. Wij werken hier met animo, maar is toch erg aardig dat we van onze grote broer, de BBC, gelegenheid krijgen een klein beetje mee te delen van de zesjarige voorsprong die onze grote broer heeft.” Van der Does vraagt om meer informatie over het automatische titelrolapparaat en de ‘wipe’. “Wellicht zoudt u een schetsje kunnen maken betreffende de stand van de spiegels en de wijze van verwisselen. Een kleine vingerwijzing is reeds voldoende”. Vermoedelijk stuurt Van der Does ook een eigen schets mee van het ‘wipe’-apparaat waar hij zelf aan werkt.

22-8-1956: Antwoord van Wilkie over ‘wipe’-apparaat
Wilkie stuurt een beschrijving, een tekening en foto’s mee van de machine die de BBC gebruikt voor het maken van beeldwissels met een camera en twee spiegels.

This slideshow requires JavaScript.

24-11-1956: Brief aan Wilkie over de ‘title-crawler’
Van der Does kan vanwege militaire training pas twee maanden later antwoorden. Hij schrijft Wilkie dat zijn ‘wipe’-apparaat in vergevorderde staat is. Hij vraagt ook om meer informatie over de ‘crawl title device’ die hij tijdens zijn werkbezoek zag staan in de Lime Grove Studio’s en noemt nog eens de tekortkomingen van het oude titelrolapparaat van de NTS wat nog stamt uit de experimentele periode.

Kerst 1957: Very best wishes from Scenic Effects

This slideshow requires JavaScript.

21-1-1957: Tweede brief aan Wilkie over de ‘title-crawler’
Jan van der Does bedankt voor de kerstkaart en wenst zijn Engelse collega’s een “very happy and prosperous 1957”. Er is bij de NTS al het een en ander in werking gezet om de titelrolmachine na bouwen, maar Van der Does vraagt of er nog detailtekeningen van bestaan. Eind januari vertrekt er weer iemand van de NTS naar London die eventuele de daarvoor gemaakte kosten kan komen betalen.

22-1-1957: Foto’s van de ‘title-crawler’
Wilkie stuurt meer informatie over de ‘Caption Machine’. Deze is niet door de BBC gemaakt en Wilkie kan dus geen detailtekeningen leveren, maar hij stuurt wel twaalf foto’s mee.

This slideshow requires JavaScript.

19-3-1957: Instructies van Hill Bros. Ltd. t.a.v gebruik van de Masseeley hotpress
Meneer C.H. Hill schrijft aan Arie van den Dool dat hij blij is dat de Masseeley hotpress veilig is aangekomen. Hij legt de methode, die “extremely simple” is, in tien stappen uit.

masseeley

Meer informatie:

Jan van der Does: animations en special effects in de jaren vijftig

De afgelopen zomer is het onderzoek naar vijftig jaar televisiedecor van start gegaan met de registratie en digitalisering van het archief van Freek Biesiot. Daarvan heb ik hier al het een en ander laten zien. Hoewel dat archiveringsproject nog niet afgerond is, ben ik ook al bezig met het archief van een andere decorontwerper: Jan van der Does. Er komen bijzonder dingen naar boven waarvan ik hier al een kleine ‘preview’ geef.

Jan van der Does in de Emmatraat, Hilversum. Foto uit de TeleVisier van 5-5-1962. (Archief Jan van der Does)

Jan van der Does in de Emmatraat, Hilversum. Foto uit de TeleVizier van 5-5-1962. (Archief Jan van der Does)

Van der Does is in 1953 of 1954 aangenomen door Peter Zwart en Fokke Duetz. Deze twee ontwerpers van het eerste uur werken rond de klok om aan alle verzoeken van programmamakers voldoen. Maar met de toename van het aantal programma’s wordt vooral het grafisch werk ze te veel. Dat moet immers allemaal met de hand gebeuren. Met name het kalligraferen van de namen van alle programmamedewerkers op de titelrollen is een tijdverslindende bezigheid. Zodoende wordt Van der Does, afgestudeerd in de richtingen grafisch ontwerp en reclame, aangenomen. Niet veel later komt ook Cor Hermeler die eerst achterdoeken schildert bij de NTS, als graficus werken in het hoekhuis vlakbij Studio Irene waar de afdeling Ontwerp gevestigd is.

Op de stempel op dit formulier uit 1956 is de tweedeling "decor" en "titel" al te zien.

Op de stempel op dit formulier uit 1956 is de tweedeling “decor” en “titel” al te zien.

Het kalligraferen en illustreren van titelrollen neemt veel tijd in beslag. Daarnaast krijgen Van der Does en Hermeler regelmatig opdrachten voor animations en speciale effecten. Een aantal van dat soort opdrachten uit deze grafische periode heeft Van der Does bewaard. Het zijn werkrapporten en ontwerpschetsen voor leaders, bijzondere beeldovergangen of bewegende infographics. De animaties en speciale effecten komen mechanisch tot stand met behulp van papier, splitpennen, papieren schuifjes, doorzichtige platen, draaitrommels, mechano, spiegels en alle andere mogelijke hulpmiddelen. Soms wordt een leader of trucage op film opgenomen, maar zelfs in die gevallen gaat het om zogenaamde live-animaties, bewegingen die in ‘real-time’ voor de camera gerealiseerd worden. Voor het maken van ‘echte’ animatie, beeldje voor beeldje opgenomen, is weinig tijd en weinig geld. Dat laatste blijkt bijvoorbeeld uit een afgekeurd ontwerp voor een leader voor een NCRV programma getiteld Mijn hobby(1958): “Na beoordeling v. ontwerp mocht het een en ander i.v.m. te hoge kosten geen doorgang vinden”, staat er op het werkrapport.

This slideshow requires JavaScript.

Van der Does kijkt met veel plezier terug op deze pioniersperiode: “Ik begon in een bedrijf en een vak dat nog helemaal ontwikkeld moest worden. Ik was jong en had nog geen verplichtingen die me van het werk afhielden, ik wilde me er helemaal aan geven. Iedereen stond er op die manier in, er heerste een hele enthousiaste mentaliteit.” Er wordt veel gepionierd, maar Van der Does kan ook voortbouwen op ervaring van zijn buitenlandse collega’s. In een klein notitieblokje met schetsjes voor bewegende grafiek staan bijvoorbeeld de titels van twee Duitse boekjes over tructitels geschreven: Der Titel im Amateurfilm van Hellmuth Lange en Titeltechnik van F. Lullack. En in 1956 gaat Van der Does op werkbezoek bij de BBC.

This slideshow requires JavaScript.

Van de ontwerpen en schetsjes uit de periode dat Van der Does grafisch ontwerper is, is maar heel weinig bewegend beeld bewaard gebleven. Een van de bekendste leaders van Van der Does is die voor de science-fiction kinderserie Morgen gebeurt het (hier te zien) is gelukkig wel bewaard!

Het archief van Van der Does bevat nog veel meer interessant materiaal, uiteraard ook over de afdeling Decorontwerp waar hij tussen 1962 en 1974 leiding aan gaf. Daarover later meer…

Interview: Frans van der Aa, deel 1

Roy en ik spraken voor het boek Vorm van vermaak tientallen decorontwerpers, grafisch ontwerpers en andere mensen uit het vak. We hadden daar nog heel lang mee door kunnen gaan, maar erg moest ook een boek komen… Dus zijn er een hoop mensen die we niet of nauwelijks in het boek noemen. Gelukkig hebben we de website nog!

Vandaag het eerste deel van het verslag van de gesprekken die ik voerde met Frans van der Aa, die tussen 1975 en 1988 chef was van de Hoofdafdeling Ontwerp. Het boek vond zijn weg naar het kleine dorpje in Frankrijk waar hij sinds 2003 woont. Door een knieblessure was hij dit voorjaar aan huis gebonden en had hij de tijd om herinneringen aan zijn periode bij de NOS op te halen.

Het affiche is nog steeds in gebruik (en te bestellen in de webshop), Van der Aa : “mijn ontwerpen zijn niet erg flamboyant, maar wel solide.”

Frans van der Aa, geboren in 1939, volgde de opleiding bouwkunde aan de TH Delft. Daarna werkte hij vanaf 1966 als grafisch ontwerper bij studio HBM op de Leliegracht in Amsterdam. Van der Aa werkte daar onder andere aan de bekende campagne voor “Ooit een normaal mens ontmoet?” voor Stichting Pandora. Van der Aa kwam met het idee om de quote van Carmiggelt op zilver te drukken, het affiche wordt op deze manier een spiegel waardoor je je impliciet zelf afvraagt: ben ik zelf eigenlijk wel helemaal lekker? Het drukken van het affiche werd overigens een martelgang voor de drukker, herinnert Van der Aa: “de witte drukinkt pakte niet op het zilver, de letters vielen er telkens af.”

Hoe verzeilt Van der Aa van de snelle Amsterdamse reclamewereld in het Hilversumse omroepreservaat? Eind 1972 verschijnt in reclamevakblad Ariadne een paginagrote vacature voor een ‘chef Grafisch Ontwerp’. Hoewel de taakomschrijving wel in de smaak valt bij Van der Aa, staat het woordje ‘chef’ hem een beetje tegen. Gelukkig voor Van der Aa komen er op deze advertenties wel allemaal chef-types af. En juist dat type staat de ontwerpers tegen. Ze staan op gespannen voet met de hogere rangen binnen de NOS, als chef Jan van der Does de zaal van de decorontwerpers binnenloopt beginnen ze de Internationale te zingen. Op 31 mei 1973 plaats de NOS de vacature opnieuw, maar nu vraagt men om een “Energieke Vakgroepbegeleider”. Van der Aa reageert nu wel: “los van het feit dat ik mezelf wel energiek vond, klonk het deze keer wat minder autoritair en dat lag mij wel.”

Van der Aa bewaarde het kladje voor de sollicitatiebrief, nog geschreven op een kladblokje van HBM. De voorlaatste zin is eigenlijk een faux-pas in een sollicitatiebrief. Het ‘verschil van opvatting met de directie t.a.v. artistieke en maatschappelijke opstelling’ draait om de houding van Niek Hiemsta, één van de drie partners van het bureau. Van der Aa: “Hij wilde dat de studio ook ’s nachts beschikbaar was, als een reclameman dan ’s nachts een inval had, dan konden wij hem direct bijstaan. Een belachelijk idee. Hiemstra probeerde de medewerkers stuk voor stuk om te praten in de kroeg aan de overkant. Ik verbood de mensen van mijn team om aan hem toe te geven.” Voor de grafici bij de NOS, zelf in conflict met hun leiding, heeft die anti-autoritaire houding natuurlijk een grote aantrekkingskracht.

Hoewel de vacaturetekst van mei 1973 vraag om een “spoedige indiensttreding” duurt het bijna een jaar voordat de NOS Van der Aa aanneemt. “Ik kreeg in juni keurig een postkaart dat mijn brief ontvangen was. Daarna hoorde ik niets meer. In september belde de personeelschef en vroeg narrig ‘of ik nog interesse had’. Mijn brief had al die tijd gewoon in zijn la gelegen terwijl hij op vakantie was. Dat soort dingen waren vrij normaal; voor de personeelschef was het ondenkbaar dat iemand anders zijn verschrikkelijk belangrijke taken over zou nemen. Zo bewees hij dat hij onmisbaar was. Dilettantisme vierde hoogtij bij de NOS en dit soort rare toestanden bleven onbestraft.”

Zelfportret Gerard Vermue, begin jaren zeventig. Vermue tijdens een gesprek met zijn aankomend chef: “als ik dat kon dan kwam ik hier niet”

Van der Aa is de enige overgebleven kandidaat voor de functie, desondanks gaat de NOS niet over één nacht ijs. Van der Aa: “Het duurde allemaal heel erg lang, ik heb ongeveer negen gesprekken gehad. Één van de gesprekken was met een groep ontwerpers. Gerard Vermue was daar één van. Hij bekeek mijn portfolio en zei: ‘als ik dat kon dan kwam ik hier niet’. Een ironisch, maar aardig bedoelde opmerking: je bent gek als je hier komt werken. In maart 1974 begon ik eindelijk als chef van de afdeling grafisch ontwerp.” Van der Does, de man waar de ontwerpers mee overhoop liggen, zit ook bij één van die gesprekken, maar als Van der Aa in dienst treedt, is Van der Does vertrokken. De decorontwerpers kiezen collega Freek Biesiot als hun nieuwe vakgroepleider, maar Van der Does was tevens chef hoofdafdeling Ontwerp. Van der Aa neemt daarom samen met decorontwerper Dorus van der Linden die functie over. Daaronder vallen naast decorontwerp en grafisch ontwerp ook de maquette afdeling en de kostuumontwerper van de NOS.

De NOS, in het bijzonder de televietak, is in 1974 nog steeds niet helemaal volwassen. Dat is niet alleen te merken aan de leiding (vaak waren het de wat mindere broeders bij de radio die op televisie gezet werden), maar ook aan de huisvesting. In 1961 is gestart met het bouwen van het huidige mediapark in Hilversum. In 1967 zijn de eerste twee studio’s en een hal voor decorbouw af, maar de ruimte waar de grafische afdeling zal komen, is er in 1974 nog niet. De grafische afdeling huisde eerst in Bussum en vond daarna tijdelijk onderdak in de buurt van de nieuwe studio’s, in een vleugel op de begane grond van het TROS-gebouw op de Lage Naarderweg.

Van der Aa: “Het was juli 1974, ik was er dus nog maar nét. Ik loop door de gangen en iemand van de TROS spreekt me aan: ‘Hebben jullie al iets nieuws gevonden?’ Bleek dat de TROS het huurcontract had opgezegd. Ze waren zelf hard aan het groeien en konden de ruimte goed gebruiken. Binnen twee maanden zouden we eruit moeten, uitstel was niet mogelijk.  Het zou nog een paar jaar duren voor het nieuwe hoofdgebouw af was. Ik liep direct door naar het bureau van Arie van den Dool, Hoofd van Dienst TV-productie en zijn nieuwe adjunct Renardel de Lavalette. Op de een of andere manier was er geen mens van op de hoogte dat de grafische afdeling in augustus op straat zou staan, er was gewoon niemand die daarop had gelet. Paniek. De Lavalette en ik hebben direct alle makelaars in de omgeving afgebeld en toen vonden we te elfder ure een leegstaand pand aan de Larenseweg. Dat was een kale ruimte waar we met spaanplaat – dat een zeer penetrante geur verspreidde – kantoortjes en ateliers bouwden. Daar heeft de afdeling anderhalf jaar gezeten, een idiote verspilling van geld maar het was onontkoombaar.”

Wim Crouwel — Atelier 12. Beeldje voor beeldje.

Van 4 oktober tot 10 november 1974 was het werk van NOS Grafisch Ontwerp te zien in het Stedelijk Museum, Amsterdam in een tentoonstelling over animatie. De catalogus is een ontwerp van Total Design (Wim Crouwel en Daphne Duijvelshoff) en de animatie is van Jacques Verbeek, Karin Wiertz, Niek Reus. (Collectie: Bas van Vuurde)

Rond de tijd van die haastige verhuizing wordt duidelijk dat er een nieuwe chef van de hoofdafdeling Ontwerp moet komen. “Er werd een commissie ingesteld waarin ik ook zat, met een aantal andere vertegenwoordigers van de afdelingen. Er is bijna een jaar vergaderd onder voorzitterschap van Henny Greve. Uit de vergaderingen ontstond een profiel en er werd een vacature uitgegeven. Daarop kwamen veel reacties want het was een interessante baan, maar de kandidaten waren allemaal onder de maat. Toen vroeg de leiding van de NOS mij. Ik twijfelde, ik kwam daar pas kijken en ik had nog maar net een club van 40 mensen onder me. De hoofdafdeling ontwerp was 100 man: grafisch ontwerp, decorontwerp, maquettebouw en één kostuumontwerper. Bovendien was ik helemaal niet zo carrière gericht. Ik stelde twee voorwaarden: ik wilde één jaar proeftijd en een enquête onder de hele afdeling. Alle 98 medewerkers konden hun stem uitbrengen. Er stemde 97 mensen voor en één tegen. Dat was kostuumontwerper Robert Bos. Die had een goed argument; hij kende mij niet en stelde dat hij dus niet voor of tegen kon stemmen.”

Tussen Robert Bos en Van der Aa komt het trouwens allemaal goed. Ze werken later samen aan de realisatie van het Kostuumfundus, voor opslag, uitleen en onderhoud van de kostuums die in de loop der tijd gemaakt waren in opdracht van de omroepen.  Voorheen werden die door de omroepen zelf bewaard, wat natuurlijk niet erg efficiënt was.

In februari 1975 treedt Van der Aa aan als chef van de hoofdafdeling Ontwerp. Dorus van der Linden was niet zo enthousiast over de bestuursfunctie en weidde zich liever weer aan zijn vak. Het vinden van afdelingshoofden was altijd een lastige taak. Van der Aa: “De ontwerpers wilden iemand die in vakmatig opzicht aan de top zat. Ik wilde iemand die een afdeling kon managen. Het was geen makkelijke baan. Het betaalde bovendien niet veel meer dan de functie van de beste decorontwerper. Biesiot verdiende maar 70 gulden meer en kreeg daarvoor de verantwoordelijkheid over 50 mensen. Hij deed het tot in de jaren zeventig, maar het hij vond uiteindelijk veel gedoe voor weinig geld.” Biesiot degradeert dan ook op eigen wens weer naar decorontwerper. Cor Straatmeyer neemt het in 1977 van hem over.

Van der Aa: “We gingen op zoek, maar het was heel lastig om iemand te vinden. Straatmeyer was eerst productiechef onder Biesiot geweest en die hebben we toen maar gevraagd. De chef decor moest nauw samenwerken met de Programma Verdeel Commissie, waarin een aantal verkozen ontwerpers zaten. Het werk bij decorontwerp is namelijk heel complex. Het hangt heel erg af van het programma en de regisseur welke ontwerper het beste past. De commissie bekeek de aanvragen en verdeelde het werk. Op zich was het een heel eerlijk systeem maar de chef moest er wel op toezien dat het allemaal rechtvaardig ging. Er was één ontwerper die telkens gepasseerd werd bij promoties. Hij was het daar niet mee eens en kaartte dat bij mij aan. Eigenlijk had Straatmeyer dat aan moeten pakken, als chef had hij ook op moeten komen voor de mindere broeders.”


In 1976 mocht de NOS dankzij “Ding-a-dong” het Eurovisie Songfestival organiseren. De NOS pakte groots uit. Roland de Groot ontwierp een decor met (mechanisch) bewegende delen: enorme zwevende objecten die elk liedje een unieke choreografie en belichting hadden. Van der Aa: “Roland’s decor was een gigantische prestatie, de BBC kwam vragen of ze het decor over konden nemen.” De grafische verzorging was van Frans Schupp.
 

Op de grafische afdeling moet uiteraard ook een nieuwe chef komen als Van der Aa chef van de hoofdafdeling Ontwerp wordt. En dat is, net als bij decor, niet makkelijk. Van der Aa: “De ontwerpers waren lastig, ze vonden zichzelf dermate goed dat ze een chef wilden van het niveau van Wim Crouwel. Ze hadden een wat vertekend beeld van de kwaliteit van hun afdeling.” Van der Aa vraagt een ontwerper die hij kent uit zijn tijd in Amsterdam: Boudewijn Ietswaart. Van der Aa: “Ietswaart was een voortreffelijk kalligraaf en illustrator. De grafisch ontwerpers respecteerden hem zeer. Hij gaat van start tijdens de chaos van de hals-over-kop verhuizing van de afdeling van de TROS naar de Larenseweg.” Na zo´n twee jaar houdt Ietswaart het voor gezien, in een interview uit 2009 zegt hij dat hij de `meetingitis´ zat is. (Jong, Feike de. ‘The rediscovery of Boudewijn Ietswaart’ in Typo 37 autumn 2009.) Ruud Langezaal volgt hem op. Van der Aa: “Langezaal had meer plezier in het management, maar de afdeling vond hem weer niet goed genoeg. De meest geliefde chef was waarschijnlijk Willem Hillenius.”

Filmtitelontwerp van Piero Gherardi uit 1963. Chef Willem Hillenius organiseerde filmvertoningen voor de ontwerpers, zelf is hij groot fan van regisseur Fellini.

Van der Aa: “Hillenius viel met zijn neus in de boter. Niet alleen met het nieuwe gebouw en de trucage studio, ook met het EBU congres van 1981. Hillenius zag terecht dat de afdeling ingeslapen was en hij probeerde ze bij de les te brengen. Hij porde hun interesses op en moedigde veelzijdigheid aan met filmprogramma’s, bezoek aan tentoonstellingen. Daar waren ze hem dankbaar voor.” Hillenius krijgt het aantrekkelijk aanbod om de academie in Arnhem te leiden en neemt afscheid van een afdeling die hem liever niet ziet vertrekken. Hij krijgt een prachtig groot kunstwerk mee bestaande uit allemaal kleinere vlakken die door de ontwerper ingevuld zijn. Hillenius werkte tot zijn pensioen in 2010 bij ArtEZ. Bij de NOS werd hij opgevolgd door Henk Cornelissen.

Van der Aa: “Cornelissen was een goede ontwerper en een goede leider voor die afdeling. Ik vroeg hem toen hij een paar maanden aan het werk was om een verslag van zijn indrukken van de afzonderlijke ontwerpers te maken. Ik was benieuwd naar zijn mening over hun kwaliteiten, dat kon hij immers veel beter beoordelen dan ik. Hij was nog een buitenstaander en een betere vakman dan ik. Hij maakte een heel sec vakmatig verslag, heel eerlijk en to the point. Het was vertrouwelijk, dus we besloten dat hij het rapport met de hand zou schrijven, de enige kopie die hij maakte was voor hemzelf en het origineel ging naar mij. Laat hij nu de laatste pagina van het verslag op het kopieerapparaat liggen. Laat dat nu net de pagina over Henk Vermolen zijn. En dat was ook de eerste die het apparaat weer gebruikte. Hij las het en maakte er een hoop stennis over, het was een schande, vond hij. Toch kregen ze het verslag niet te zien.”

In 1987, vlak voor de reorganisatie van het facilitair bedrijf van de NOS, vertrekt Cornelissen naar de St. Joost academie. Van der Aa benoemd Jan Janiczak, “een zeer accurate man en een perfecte productiechef” als opvolger van Cornelissen. “Janiczak’s functie was een belangrijke, maar een beetje een onzichtbare en ondankbare functie” volgens Van der Aa. “Niet iedereen begreep de promotie, maar deze man had zich 20 jaar ingespannen, met nauwelijks waardering en dat vond ik niet terecht. Het leek mij met het oog op de toekomstige ontwikkelingen wel goed om op deze manier zijn positie wat te versterken.”

Het werk van Van der Aa omvatte uiteraard veel meer dan het zoeken en vinden van nieuwe chefs voor de decorontwerpers en de grafische afdeling. Maar daarover volgende week meer.

Lees ook deel 2 en deel 3!

Richard Levin: Television by Design

Vorm van vermaak is natuurlijk niet het eerste boek over televisievormgeving. In 1961 stelde Richard Levin een boek samen over ontwerpen voor televisie, getiteld “Television by Design”.

Levin wordt in 1953 aangesteld als hoofd van Television Design bij de BBC. Net als bij de beginjaren van de Nederlandse televisie betreft ‘design’ vooral decorontwerp. Levin moet zijn best doen om de BBC directie ervan te overtuigen dat hij ook behoefte heeft aan een grafisch ontwerper. Hij fotografeert een week lang alle grafische vormgeving die op het televisiescherm te zien is, plakt al deze foto’s achter elkaar op een lange rol papier en sluit deze af met de tekst: “that’s why I need a graphic designer”. Zijn creatieve aanpak werkt en in 1954 krijgt hij verterking van graficus John Sewell. In de jaren daarna groeit de grafische afdeling onder leiding van Sewell tot ongeveer 15 ontwerpers in 1961.

In Television by Design besteedt Levin naast set-design, lighting, costume-design, e.a. ook aandacht aan grafisch ontwerp. Er staat werk afgebeeld van: Roy Laughton, Geoffrey Brayley, Bernard Lodge, Don Saul, Geoffrey Martin, Ruth Bribram, Terence Greer, Tom Taylor, Frank Ariss, Bernard Blatch, Kurt Rowland, Brian Pike, Don Higgins en Pat Thompson. Levin voegt er wel aan toe dat een representatie van televisie-graphics in een boek altijd inadequaat is; “…the real force of a title fading or cutting into another, or into al live scene, cannot be appreciated except in its real context. Their subtleties of meaning, developed through the accompanying sounds or speech, which is often an integral part of the design, cannot be distinguished by the eye alone.”

In Levins boek wordt daarnaast internationaal werk getoond. In de voorafgaande tekst gaat Levin in op de verschillende manieren waarop ontwerp voor televisie georganiseerd is. De BBC maakt gebruik van production designers die leiding geven aan alle aspecten van ontwerp (grafisch, decor, maar ook licht en kostuums) en de uitvoering daarvan. Levin realiseert zich dat organisaties met andere productieformats werken, waar ook de rol van de ontwerper anders is. De production designer, een functie afkomstig uit de filmindustrie, bestaat bijvoorbeeld niet bij de Nederlandse televisie. In Nederland bestelt de programmamaker zijn decor bij de afdeling decor, grafiek bij de afdeling grafisch, enzovoorts. Of daar een mooi en samenhangend vormgegeven programma uitkomt, ligt dus in handen van de programmamaker.

De Nederlandse pagina, ingestuurd door de NTS, bevat zes foto’s, waarvan er twee grafisch werk bevatten. Ten eerste zien we de zendmast, het herkenningsbeeld van de NTS, ontworpen door Peter Zwart. Het andere grafisch ontwerp is de opening voor Pipo de Clown van Jan van der Does. Pipo steekt zijn hoofd en een ballon door een uitsparing in een wandje met een groot vraagteken erop. Het filmpje (of de animatie van foto’s) diende vermoedelijk als openingleader voor het programma. De andere 4 foto’s tonen decors van Fokke Duetz, Peter Zwart en Cor Hermeler.

Het verschil tussen de BBC en Nederlandse televisie op het gebied van grafisch ontwerp is minder groot dan je zou verwachten, zeker gezien het gegeven dat de Nederlandse televisie zo’n 15 jaar later van start gaat. In 1954 neemt Peter Zwart voor het eerst een ‘echte’ grafisch ontwerper aan: Jan van der Does. Niet veel later volgen Ger van Essen, Hans Moolenaar, Ton Holst en Marcel van Woerkom. In de jaren daarop, als de afdelingen decor en grafisch beide sterk groeien, raken ook de disciplines verder van elkaar gescheiden. Maar in 1964 is de grafische afdeling van de NTS al net zo groot als die van de BBC in 1961.

Op het gebied van huisstijl zijn ze in Engeland in 1961 al wel heel veel verder. Op pagina 21 schrijft Levin: “…the most important single aspect of graphic design in in the power of its influence over the house style of a television service.” Hij stelt dat ongeveer 10% van de totale uitzendtijd opgaat aan grafisch ontwerp en dat het waarschijnlijk een grotere impact heeft dan alle andere vormen van ontwerp voor televisie. De waarde van een huisstijl moet dus niet onderschat worden: “When a unity of style can be maintained throughout the whole output of graphic design, combined with freshness, originality and strenght of execution, the cumulative effect of it is deep and lasting.”

Het begrip huisstijl is in Nederland in 1961 nog nauwelijks doorgedrongen in grafisch ontwerp en bedrijfsleven. Bovendien werkt het Nederlandse omroepsysteem niet erg mee. Op de Nederlandse televisie wemelt het van de vignetten, emblemen, namen en logo’s. Titelkaarten of vlaggetjes van de verschillende omroepverenigingen bakenen de zendtijd af, en het is niet ongebruikelijk dat een omroepvereniging meerdere vignetten, logo’s, lettertypes of symbolen door elkaar gebruikt. Maar het zijn met name de omroepsters die letterlijk en figuurlijk het gezicht bepalen van de omroepverenigingen. Het door de verzuiling versnipperde televisielandschap is wat dat betreft niet te vergelijken met de BCC.

Richard Levin, Television by Design, London: 1961