Met stip: In de studio bij Waku Waku

Na twintig jaar afwezigheid is Waku Waku terug op televisie. De panelleden en presentatrice (Sosha Duysker) zijn jeugdiger, het tempo ligt hoger, de vormgeving is anders en het beoogde publiek beduidend jonger. Maar de kern staat overeind: BN’ers beantwoorden vragen over
dieren en winnen pluchen aapjes. De winst gaat naar het goede doel. Een mooie aanleiding om terug te blikken op de oerversie, van 1988 tot 2000 uitgezonden door de KRO, aan de hand van deze foto uit het archief van decorontwerper Misjel Vermeiren.

  1. Het format komt uit Japan en is wereldwijd een succes. In de VS wordt de quiz uitgezonden onder de titel Animal Crack Ups, in Frankrijk heet het Bêtes à malices, in West Duitsland Mich laust der
    Affe
    , in Thailand Narak Nalum. De KRO neemt als enige de originele naam over. Waku waku
    is in het Japans een klanknabootsing die je gebruikt om uitdrukking te geven aan enthousiasme.
  2. Niet op deze foto, maar wel altijd aan het begin van het programma te horen, ook in de huidige quiz: “Een zwanger paard eet graag appeltaart.” Toine van Benthem en Karel de Vey Mestdagh schreven de tekst, Ruth Jacott zong die in. Stephen Emmer, de man die we kennen als het muzikale brein achter honderden bekende tv-tunes, componeerde de muziek. Het is een earworm die dagen in je hoofd blijft zitten. “Waku waku maar mee!”
  3. Een goed antwoord is een aapje op de desk voor de BN’er. Het decor staat vol met de knuffelbeesten van het Wereld Natuur Fonds, een partner in het tv-programma. De natuurgetrouwe knuffeldieren hebben het doel om kinderen kennis te laten maken met het dierenrijk en een deel van de opbrengst van de verkoop gaat naar het fonds. De knuffelbeesten worden nog steeds geproduceerd en ook verzameld.
  4. Het decor op de foto is ontworpen door Misjel Vermeiren, de originele schetsen zijn er helaas niet meer. Het decor bleef in gebruik tot Uitzonderlijk lang, want in de jaren tachtig en negentig was het de gewoonte om decors elke paar jaar, soms zelfs elk tv-seizoen, te wisselen. Uiteraard zijn er kleine aanpassingen en verbeteringen. Zoals bij de allereerste opnamen in het splinternieuwe decor. In de desk van het panel heeft Vermeiren buizen verwerkt, zoals ook hier in de achtergrond te zien. Levensgevaarlijk volgens de regie-assistente en dus gaat onverbiddelijk de zaag erin.
  5. Presentator Rob Fruithof heeft hier zijn eigen zitje. De acteur reageert aanvankelijk terughoudend op het verzoek van de KRO om een quiz te presenteren, hij ziet zichzelf niet als een tweede Willem Ruis. Maar hij heeft iets met dieren, is geboren op Dierendag en als men hem ervan verzekerd dat er geen showballet aan te pas komt, gaat hij akkoord. Hij weet goed het evenwicht te vinden tussen ernst en ironie en dat is een van de factoren in het succes van deze familiequiz. Fruithof is doorgaans thematisch gekleed, in een trui van Scooby-Doo of een overhemd met paardenprint. Hij hoeft trouwens niet telkens van zijn kruk te klimmen om aapjes uit te delen, dat doet assistente Miranda van Wely.
  6. Wel verlaat Fruithof zijn presentatie-setje om dieren te verwelkomen in de studio, voor hen is deze weide gebouwd. Decorontwerper Vermeiren gaat ervanuit dat daar schattige kinderboerderijdieren
  7. komen te staan, hertjes of een paar schapen, maar de dieren worden steeds exotischer en almaar groter. Een dromedaris, een olifant, al snel besluit hij dat het nodig is het hekwerk te verstevigen. Wanneer er een nijlpaard komt, vreest men dat het dier door de studiovloer in de onderliggende foyer zal vallen. Vermeiren laat ter versteviging kabels tussen de vloer en het plafond spannen.
  8. Er is een volle tribune met studiopubliek aanwezig bij de opnamen. Zij worden begeleid door de gepensioneerde Fred Bredschneyder (voormalig Aether-hoofdredacteur). Het rumoer en applaus is niet zo prettig voor de aanwezige dieren, toch al gestresst door de hitte, felle lampen, rondlopende crew en dolly’s. Drie zebra’s raken zo in paniek dat ze losbreken en in volle vaart door de studio galopperen. Het publiek moet dan ook regelmatig verzocht worden om vooral niet te hard te klappen.

Met stip: Wie in Nederland wil zingen (KRO, 1977)

Wie in Nederland wil zingen
over moeilijkere dingen
dan ʻik hou van jou’
kan zich beter niet vermoeien
en zijn nachtrust niet verknoeien.
Hij komt toch niet uit de kou.”

Jules de Corte zag het somber in, Han Peekel probeert het tegendeel waar te maken. Als zestienjarige, in 1963, presenteert hij op de zaterdagavond voor Veronica radio een eerbetoon aan het Nederlandse lied onder de titel Wie in Nederland wil zingen. In 1977, Peekel is dan 29 jaar, zet hij zijn missie voort op de televisie. Het wordt een kroniek van acht afl everingen waar de periode 1960-1975 centraal staat. Of het programma bijdraagt aan de popularisering van het Nederlandstalig chanson is moeilijk te zeggen, Peekel ontvangt voor zijn inspanningen wel een Edisonprijs.

  1. Het ironisch-nostalgisch decor is een ontwerp van Els Salomons en verwijst naar de plakboeken die Peekel van jongs af aan bijhoudt met onderwerpen die hem interesseren. Die plakboeken vormen de bouwstenen van zijn kennis over de geschiedenis van cabaret, muziek, cartoons, films en andere vormen van amusement.
  2. Don Quishocking bewijst dat er ook in de jaren zeventig nog taboes te breken zijn met het nummer De K, over de ziekte die dan nog niet bij naam genoemd mag worden. Peekel laat een uitvoering van het lied zien met een waarschuwing aan de kijkers voor de schokkende inhoud. Het regent na de uitzendingen opzeggingen bij de KRO.
  3. Naast het presentatiesetje staat in de studio nog een gezellig huiskamerameublement voor de vraaggesprekken. Voor de optredens bouwt men elke aflevering een nieuw decor, zo treedt Jules de Corte op temidden van gefiguurzaagde koeien en in modern-Zeeuwse klederdracht gestoken danseressen. Alle sets hebben als verbindend element de lichtblauw met grijs geblokte vloer.
  4. Opvallend vaak in beeld is deze dubbel-lp met dezelfde titel als het programma. Het is deel één van een reeks door Peekel verzamelde en uitgebrachte Nederlandstalige liedjes van en door Gerard Cox, Jaap Fischer, Hans van Deventer en vele anderen. Peekel is er zelf ook met enkele van zijn liedjes op te horen. Deel twee, Laat je zoon studeren bevat liedjes uit het studentencabaret uit de periode 1960-1965. Deel 3 is ook weer genoemd naar een lied: De gelaatstrek van het lied (Dimitri van Toren). De lp’s verschijnen bij Bovema/EMI.
  5. Hier draagt Peekel nog een das, dat wordt als hij in 1983 Wordt vervolgd gaat presenteren een vlinderdas. Net zoals stripfiguren altijd in dezelfde outfit verschijnen, meet Peekel zichzelf een signature look aan. Het colbert is gemaakt naar voorbeeld van de getekende jas van Olivier B. Bommel en op maat gemaakt in Singapore. De zijden vlinderdas is afkomstig uit Parijs en geïnspireerd door de creaties van de Japanse ontwerper Issey Miyake. Het ensemble is televisie-erfgoed en als zodanig opgenomen in de collectie van Beeld & Geluid.

Dit artikel verscheen in Aether Magazine nr. 147. Meer van dit? Neem een abonnement!

Oud nieuws: The good and the bad

Het goede nieuws is dat Songfestivalliefhebbers aankomende 10,12 en 14 mei weer een echt decor te zien krijgen. Italië heeft gekozen voor een ontwerp van de Italiaanse scenograaf en multi-media ontwerper Francesca Montinaro. Vorige editie was het Nederlandse team zo laf en hypocriet om oudgediende Florian Wieder te kiezen. Een veilige keuze die nogal teleurstellend uitpakte: een LED-vloer en een LED-wand, veel meer was het niet.

Het ontwerp van Montinaro is daadwerkelijk een ruimtelijk ontwerp te noemen. De verlichte schillen kunnen naar verluid bewegen en het geheel doet op een hele prettige manier denken aan de legendarische decors van Roland de Groot, vooral die eerste in 1970. Nederland lukte het niet om de eigen reputatie in Eurovisie Songfestivals waar te maken, Italië pakt de handschoen op.

Meer info over het ontwerp, beeldmateriaal en conceptart vind je op het Eurovisionblog: ‘Stage design for Eurovision 2022’ . Op de website van Montinaro is meer te lezen over de uitgangspunten achter haar werk en beeldmateriaal van haar decors voor onder meer het Sanremo festival.

Dan the bad: de Beeldengeluidwiki.nl gaat per 2 mei op zwart. De site wordt wel bewaard en schijnt na 2 mei intern bij het Nederlands Instituut nog raadpleegbaar te worden. Het is nog niet duidelijk of het een tijdelijke situatie is of dat het doek definitief valt. Meer informatie volgt hoop ik binnenkort. Ik probeer in de tussentijd zoveel mogelijk van de lemma’s met betrekking tot de NTS/NOS hoofdafdeling ontwerp te bewaren en op een of andere wijze weer openbaar beschikbaar te maken. Even geduld a.u.b.

Els Salomons – programmatitel niet bekend

Uit de nalatenschap van televisiedecorontwerper Els Salomons (1939-2015) zijn een aantal decortekeningen naar boven gekomen. De bedoeling is die bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid onder te brengen, maar dan is het fijn als de tekeningen gekoppeld kunnen worden aan een televisieproductie. En daar zit een probleem. 

Doorgaans staat op een decortekening rechtsonder in de hoek een keurig blokje met programmatitel, productienummer, opnamedatum, regisseur en ontwerper. Helaas lijkt het bij deze tekeningen te gaan om voorstudies, die waarschijnlijk later zijn overgenomen op de voorbedrukte NTS/NOS papieren -met de informatieblokjes. Kortom, er zijn een aantal bijzondere ontwerptekeningen bewaard gebleven, maar welke televisieprogramma’s horen erbij? 

Een decor waarvan je wilde dat het geen decor was zodat je er in kon gaan wonen of op z’n minst op zaterdagavond een jazzconcert kon beleven onder het genot van een veel te dure cocktail. Deze tekeningen zijn al eerder op de site gepubliceerd, maar dat heeft nog niet geleid tot de gouden tip. Wie heeft een idee welk waanzinnig futuristisch programma dit kan zijn?

Hoeveel televisieproducties spelen zich af in een autospuiterij? Toch is het nog niet gelukt de programmatitel te achterhalen. Wie herkent dit decor?

Hoeveel televisieproducties zijn er waarin een reiskoets een prominente rol speelt? Toch is het nog niet gelukt de programmatitel te achterhalen. Bij wie gaat er een belletje rinkelen?

Bij deze schets staan zelfs een aantal bijbehorende foto’s van de NTS-fotodienst. Helaas ontbreekt ook daar een productienummer. Herkent iemand een van de acteurs, of is er een andere aanwijzing te vinden waaruit de titel van deze historische eenakter te achterhalen is?

Deze kostuums zijn ook al eerder onder de aandacht gebracht, maar ook hier nog geen succesvolle match. De kostuums zijn voor een serie die zich afspeelt in Friesland rond 1850. Dat valt af te leiden uit de klederdracht, de namen (Roorda, Jacoba, Jildou, Herema) en ook uit een aantekening achterop een van de tekeningen (Gerlach costumes Leeuwarden / Doelenstraat) Maar voor welke productie zijn deze kostuums bedoeld? Wanneer is deze productie uitgezonden en door welke omroepvereniging?

Update 15-2-2022: de tekeningen van de garage zijn waarschijnlijk voor miniserie (4 afl) Zo goed als nieuw. Firma de Kreukelaar VARA 1969-1970. Regie Nick van den Boezem, scenario Ton Capel.

Eurovisie Songfestival 1970

Decorplattegrond en lichtplan voor Eurovisie Songfestival 1970. Collectie Jan Heesemans/Beeld en Geluid

Uit de collectie van Jan Heesemans komen onderstaande plattegrond en productieformulieren. Jan en ik werken naar aanleiding van een herontdekte stapel lichttekeningen uit zijn kelder aan een kleine terugblik op zijn loopbaan, daarover later meer. Deze documenten geven een mooi beeld van wat er in 1970 kwam kijken bij het produceren van een Songfestival. Wat een verschil met nu!

  • 7 dagen bouw + repetities1
  • dag generale + uitzending
  • 1 dag breek
  • Toneel is denk ik 20 meter breed en 10 diep
  • 5 camera’s: 1 Vintendolly, 3 dolly’s, 1 op statief
  • 1 reportagetrein (nr 6)
  • Licht:
    • 3 lichtorgels (1x horizon + reportage wagen; 2x regie);
    • 3 lichttreks van 6 meter (Hr. Kruizinga);
    • 10x 3 lichthorizonbakken + verloopstukken;
    • 10 filters (rood, geel en midden-blauw);
    • 10x halogeen 1kw bakjes met lampen;
    • 10x 5kw’s (6x mole + statief + klappen en 4x arri + klappen) +verloopstukken;
    • 4x 5kw balkenbeugels;
    • 4x 2kw volgspots (2x Reichs en 2x Stand);
    • 10x horizonbalkjes + 150 W Argha foto’s (8 recht, 2 bochten + 4 verloopstukken;
    • 12 sleetjes voor statieven;
    • 2x 2kw Arri met draaischijf;
    • 66x 150 W Argha foto;
    • 10x extra kettingen;
    • 6x 4 oog + 66 Argha foto’s 150 W;
    • 1x extra mandje 20m 2,5;
    • 1x extra mandje sloffen;
    • 4x 2kw plankjes;
    • 50 meter – 6 m2 voor 2kw volgspot;
    • lange richtmick;
    • 2x lange dubbele ladder.
  • Geluid:
    • 3x rubberpen voor mikro’s;
    • 2x hengelstatief,
    • 6x zwaanhals;
    • Fairchild galmunit;
    • NRU splitbox; [onleesbaar] (kompleet snoeren).
  • Crew:
    • 3 geluidsassistenten (AAB);
    • 6 elektriciens;
    • 3 toneelmeesters, in overleg met RAI eventueel extra mannen voor bedienen trekken;
    • 2 kabelassistenten/chauffeurs;
    • 4 à 5 make-up/kapsters in Esso Motor Hotel;
    • 4 make-up/kapsters in RAI;
    • 3 kleedsters.
  • Credits (niet compleet):
    • regie: Theo Ordeman (AVRO/NOS)
    • regieassistent: mevrouw Van Baarle (?)
    • decorontwerp: Roland de Groot (NOS)
    • ontwerpassistent: Jan Renes (NOS)
    • hoofd licht: Jan Heesemans (NOS)
    • decoruitvoering: firma Cees Snoeij
    • decorprojectleider: Cas van Trommelen (NOS)
    • make-up: firma Michels
    • hoofd geluid: Berggren (NOS)
    • Ondertiteling: Firma Sonepouse

Elk liedje een eigen decor en eigen lichtplan, dat was een mooie vondst van het creatieve team van het Nederlandse Eurovisie Songfestival in 1970: regisseur Theo Ordeman, decorontwerper Roland de Groot en lichtontwerper Jan Heesemans.

Dit drietal werkte ook nog samen aan de twee volgende Nederlandse edities, in 1976 en 1980. In 1976 was Heesemans wel in vroeg stadium betrokken bij de plannen, maar kreeg ook een mooie opdracht in Israel. Henk Harmsen nam de belichting voor het Nationale Songfestival over, en omdat dat een soort oefening voor het ESF was, was het logisch dat hij ook die show zou doen. De Groot werd trouwens nog gevraagd het decor voor ESF van 1984 in Luxemburg vorm te geven en Heesemans deed de belichting van het ESF in Israel 1979.

Stage reveal Eurovisie Songfestival-decor

Vandaag werd het Eurovisie-decor onthult. Het decor wat nu in Ahoy staat verschilt nogal van de impressies die we eind 2020 te zien kregen. Ik vond het lastig om daar een oordeel over te vellen, het was summier en leek mij wat leeg. Tegelijkertijd had Florian Wieder uitgelegd dat dát ook het concept was, hij had zich naar eigen zeggen laten inspireren door het vlakke Nederlandse landschap en de horizon. Nou ja, dat vertaalde zich dus in een langgerekt podium met daarachter een langgerekt scherm. Het leek mij een uitdaging om daar interessante televisie van te maken, maar het was doordat het zo uitgekleed was -Wieder noemde het ook ‘anti-design’-, in ieder geval een opvallend ontwerp, iets waarmee Nederland zich als land van innovatie en design op de kaart zou gaan zetten. Pijnlijk wel dat dat blijkbaar met een niet-Nederlandse decorontwerper moest.

Fotograaf Nathan Reinds, copyright NOS/AVRO/TROS

Maar wat nu in Rotterdam staat, waarvan hierboven een foto, heeft weinig meer te maken met de soberheid van het ontwerp van vorig jaar. Podium en scherm zijn kleiner geworden, of beter gezegd; in elkaar gedrukt, waarbij ze meer driehoekig dan langwerpig zijn geworden. De zitjes voor de landen (de ‘green room’) staan prominent voor het podium, want er mag maar beperkt publiek aanwezig zijn bij de shows.

Ik zie veel verschillende vormen en lijnen door elkaar en dat is al geen goed begin. Het podium heeft een soort high-tech gestroomlijnde sci-fi zijvleugels, die waren er eerder ook al, maar vallen nu meer op omdat het hoofdpodium korter is. Roland de Groot, die vandaag te gast was en een rondleiding kreeg in Ahoy, merkt op dat deze vleugels er prachtig uitzien, maar dat ze in geen enkel shot te zien zullen zijn. Auw. Het formaat van het podium en scherm is sinds 1984, de laatste keer dat De Groot een Eurovisie Songfestival-decor ontwierp gigantisch veel groter geworden, van 10 naar 100 meter. Maar de shots… die zijn maar van 3:4 naar 9:16 gegaan. Op een medium close anno nu zie je niet wezenlijk veel méér van het decor dan op een medium close uit 1984. En uiteindelijk is de keuze; de artiesten zien optreden of de zijvleugels van het decor in beeld brengen?

De vorm van het scherm is opvallend en heeft wel iets van een vlieger die op het strand is gestort en door tweeën is gebroken. Of is het de staart van een walvis? Nee natuurlijk, de kleur blauw…., dit is de staart van een KLM-vliegtuig dat recht in zee stort, dat verklaard ook de zijvleugels. Of toch, de vorm sluit aan bij de vorm van Ahoy zelf, en verschillende mensen wezen me op de gelijkenis tussen het hoofdpodium en de voorgevel van Ahoy. Alle moderne architectuur in Rotterdam… en dan kiezen voor Ahoy als inspiratie. Origineel is het wel. Anti-design is het absoluut!

Foto: Signify.com

De opvallendste vormen, de staart en de zijvleugels, komen niet terug op andere plekken in de ruimte. In tegenstelling tot de scherpere hoeken van het hoofdpodium-gedeelte hebben de vierkante green room-zitjes juist weer afgeronde hoekjes. Sommige zitjes zijn recht en sommige schuin naar het podium gericht en omdat de verdeling niet symmetrisch is, oogt het rommelig op de vloer. Dat komt door de vorm en plaatsing van catwalk en tweede podium, die overigens, in tegenstelling tot hoofdpodium en achterscherm niet driehoekig maar rechthoekig en vierkant zijn. En waar hoofdpodium en scherm volstrekt symmetrisch zijn, staan catwalk en tweede podium juist schuin in de ruimte, vandaar die gekke verdeling van de zitjes. De catwalk staat gelukkig wel in lijn met het linker deel van het hoofdpodium. Maar wat is nu de bedoeling? Moeten beide delen ( hoofdpodium-deel en catwalk + tweede podium) nu bij elkaar passen of juist niet? Het is nu van beide een beetje en dat is dus nét niets.

Het decor schijnt verder nog vol met ‘hidden gems’ te zitten, zoals het eerder onthulde haakse doorzichtscherm. Bekend is ook dat het scherm achter het hoofdpodium open zal gaan. En voor het scherm vliegen nog kleinere langwerpige schermpjes, wolken wellicht? En dan komen er nog augmented reality sets en losse AR-elementen overheen. In een ogenschijnlijk eenvoudig decor, zouden dat waarschijnlijk echt verrassingen zijn. Maar blijft dat overeind als de basis zo’n rommeltje is? Ik mis dat waar Florian Wieder nu juist zo sterk in is; een uitermate versimpelde vorm die een uitermate versimpelde representatie van het land is: de ster/driehoek in Israel die overal in verwerkt zat, de ronde boeg/bogen voor Portugal. Het centrale concept is letterlijk met één of twee woorden uit te leggen. Daarbinnen kan dan per liedje van alles gebeuren, maar er is één basisvorm die je als het ware ankert aan de plek waar de show vandaan komt. Dat is hét kernelement van het Eurovisie Songfestival: verscheidenheid in samenhang. De horizon heeft als basisconcept weinig beeldende en onderscheidende kracht om die samenhang te creeëren, misschien té weinig. Wieder heeft het zich daar knap lastig mee gemaakt. Het is spijtig dat het hem niet is gelukt om zijn concept te bewaken en te verdedigen tegen de rommeltjes en lampjes die er nu met de haren bijgesleept zijn. Hoewel hij zijn best doet om het een en ander uit te leggen, beklijft vooral de korte typering van Head of Production Erwin Rintjeman: het beeld van een ‘candy shop’.

Tot slot; de manier waarop het EuroVision-logo twee maal op het achterscherm is geplaatst, belooft niet veel goeds voor wat we aan graphics op dit scherm kunnen verwachten, dít ziet er in ieder geval niet uit. Het het taartdiagram-logo in het midden springt er op alle foto’s wat mij betreft uit, helaas niet om de juiste reden. Aan het logo mankeert namelijk niets, dat heeft een sterk verhaal en is opvallend, precies wat ons belooft was: Dutch design en Nederlandse innovatie enzovoorts. Juist daarom detoneert het verschrikkelijk met het willekeurige allegaartje er omheen. En dat in deze foto-op is gekozen is voor oranje en fuchsia lichtaccenten spreekt ook boekdelen. Van alle kleuren in het kleurrijke logo, zijn oranje en fuchsia respectievelijk nauwelijks en helemaal niet vertegenwoordigd.

Ik zie in deze presentatie van het decor twee dingen: 1) Een opeenstapeling van compromissen, bezuinigingen, aanpassingen en gemiste kansen waartussen iets van een concept of visie geheel verloren is gegaan. 2) Drie disciplines (grafisch, decor en licht) die compleet hun eigen ding aan het doen zijn en zich niets aantrekken van het idee dat ze samen een televisieshow moeten maken. Als Florian Wieder in dit filmpje het compliment van de presentatrice weerspreekt, ‘I don’t know if it’s a masterpiece’, dan vermoed ik dat dat geen kwestie is van beleefde bescheidenheid.

Je mag een decor eigenlijk pas na uitzending echt beoordelen. Dus ik wacht in spanning af, misschien komt het helemaal goed en blijkt wat nu een neerstortend vliegtuig lijkt, ineens een prachtige zwaan.

What’s another year: volgend jaar een Nederlands Songfestivaldecor

Eurovision: Europe Shine a light (16-5-2020 AVROTROS, NPO, NOS)

Geen Eurovisie Songfestival dus dit jaar. Gelukkig werden liefhebbers wel getrakteerd op vervangende programmering, zoals het Songfestival uit 1980 (met dansend decor van Roland de Groot) en zaterdagavond 16 mei brachten AVROTROS, NPO en NOS de alternatieve show Eurovision Europe Shine a Light. Artiesten die nu niet naar Rotterdam kwamen, werden in het zonnetje te gezet en aantal voormalige winnaars en deelnemers traden op, met als toppunt van toepasselijkheid het door Johnny Logan en de drie presentatoren gezongen ‘What’s Another Year’, het liedje waarmee Logan in 1980 het voor het laatst in Nederland georganiseerde Songfestival won. Na die veertig jaar wachten is nog één jaartje geduld nog wel vol te houden.

Hoewel Europe Shine a Light natuurlijk niet kon tippen aan een echt Songfestival, was er klein lichtpuntje: deze show kwam vanuit een Nederlands decor! De show werd gepresenteerd vanuit Studio 21 die ongeveer een half jaar geleden opnieuw is ingericht als 360 graden studio en eventlocatie. Stage designers Sander Reneman (van TWOFIFTYK) en Ronald van den Bersselaar bedachten de ronde, 360 graden opstelling.

De inrichting van Studio 21 was zeer geschikt voor Europe Shine A Light, de ronde LED schermen gaven het geheel diepte en een intieme sfeer. Ik vind persoonlijk zo’n ronde wand een mooie manier om scherm in scherm weer te geven, mooier dan op een plat oppervlakte. Ook bij nieuwsshow Even tot hier is gekozen voor een half rond scherm om het thuispubliek weer te geven en dat werkt best wel goed.

Het doet me afvragen hoe Shine a Light er in het oorspronkelijke decorontwerp van Florian Wieder voor het Eurovisie Songfestival 2020 uit had gezien. Bij een show zonder publiek heb je niets aan indrukwekkende shots vanuit het achterste hoekje van Ahoy zoals we op de eerste vrijgegeven gerenderde afbeeldingen zagen, je wilt de presentatoren zien. En hoe zien die er uit op een immens plat podium met een platte achterwand? Een beetje zoals het weerbericht uit het chroma-keytijdperk stel ik me voor; geen diepte, nul karakter, slaapverwekkend saai. Maar goed, je mocht er niets over zeggen, want er zouden nog allerlei verrassingen in het decor verstopt zitten en, fair enough, je kunt een decorontwerp pas beoordelen na de uitzending. Maar als er volgend jaar nog steeds geen, of zeer beperkt, publiek aanwezig mag zijn omdat deze pandemie nog voortraast, lijkt me Wieders decor simpelweg ongeschikt.

Vooralsnog ziet het er naar uit dat volgend jaar rond deze tijd het feest in Rotterdam gewoon doorgaat. Laten we hopen dat alle Nederlandse creatieven, leveranciers, crewleden en bedrijven die bij de productie betrokken zouden zijn deze lastige tijd doorstaan en er volgend jaar weer bij kunnen zijn. Het zou natuurlijk mooi zijn als de organisatie toegeeft dat ook decorontwerp uit Nederland moet komen. Want waarom een van de grootste klussen in de Nederlandse tv-geschiedenis gunnen aan een Duits-Amerikaanse Songfestival veteraan en tegelijkertijd zo hoog van de toren blazen over Nederlandse innovatie en creativiteit? Waarom voor alle disciplines selecteren uit het beste uit Nederland en alleen voor decorontwerp een internationale pitch uitschrijven? Laf en hypocriet, aardiger kan ik het niet verwoorden.

Nu de eventsector dreigt om te vallen en ook de tv-industrie een flinke knauw krijgt, is het nog belangrijker dat NOS, NPO en AVROTROS daad bij hun eigen woord voegen; laten zien wat Nederland te bieden heeft op het gebied van innovatie en creativiteit. Schrijf voor het Eurovisie Songfestival 2021 een nieuwe pitch decorontwerp uit en nodig daar – net bij alle andere pitches, tenders en sollicitatieprocedures die ze in 2020 hebben gehouden – exclusief Nederlandse partijen voor uit.

Immer wieder Florian Wieder. Waarom het Eurovisie Songfestival niet aan een Nederlandse decorontwerper gegund is

Mooi visitekaartje voor de Nederlandse creativiteit en media-innovatie: Open Up for German design!

De opdracht voor het decorontwerp voor het eerste door Nederland georganiseerde Eurovisie Songfestival in veertig jaar is niet gegund aan een Nederlander. Florian Wieder mag voor de zevende maal in tien jaar laten zien wat hij kan, ditmaal in Rotterdam. Het is op zijn zachtst gezegd een opmerkelijke keuze, een Duitser in Ahoy.

Wat is er aan de hand en hoe kon dit gebeuren? Gebrek aan talent aan de kant van Nederlandse decorontwerpers? Had de Nederlandse organisatie geen mogelijkheden om een lans te breken voor design van eigen bodem?

Kan een Duitser Dutch design maken?

Dutch design, een term waar van alles op aan te merken is. Want wat definieert Dutch design nu precies? Heeft het iets te maken met het gevecht tegen het water, met het vlakke landschap, onze nationale identiteit? Laten we eens kijken naar hoe de Nederlandse ESF-organisatie ‘Dutch design’ definieert. Bij de onthulling van het grafisch ontwerp vorige week somde executive producer Sietse Bakker de “belangrijkste kenmerken van Dutch Design” op, te weten: “minimalistisch, experimenteel en innovatief” (bron). Decorontwerper Florian Wieder omschrijft Dutch design met vergelijkbare, net iets andere termen: “onconventioneel, minimalistisch en modern” (bron).

Is het dan zo dat elk ontwerp dat aan (een deel van deze) eigenschappen voldoet, ook automatisch Dutch design is? Doet de nationaliteit er er toe? Want ja, het uitsluiten van ontwerpers op basis van nationaliteit, dat voelt toch niet helemaal lekker.

Ook de Dutch Design Week worstelt daarmee. Zij publiceren op hun website het volgende statement: “DDW does not just see Dutch design as a label for a certain group of designers or design aesthetic, but as a permanent reflection of a culture and attitude that is characteristic of the Netherlands and of Dutch people. We identify with a solution-oriented approach, functionality, humanism, free thinkers, brutality, humour, ability to put things into perspective, single-mindedness, not hindered by thinking in terms of hierarchical barriers, the unconventional. But also the readiness for taking stakeholders seriously and involving them in the solution, in the creative process. Dutch design is an attitude and does not by definition refer to a nationality” (bron).

Zoals het statement van de Dutch Design Week illustreert, moeten we als Nederland natuurlijk wel het braafste, meest inclusieve, jongetje uit de klas zijn. Natuurlijk, alle nationaliteiten mogen zich met de term Dutch design verbinden! Open Up! Maar wat ook opvalt aan het statement, is dat het inderdaad niet meevalt om een heldere afbakening te maken van wat nu wel of niet Dutch design is. Aan hoeveel van de genoemde eisen moet je precies voldoen om tot Dutch design gerekend te worden? Voldoen eigenlijk niet alle (goede) ontwerpen aan een of meerdere van de die criteria? Eigenlijk kan alles met een beetje creatieve uitleg onder Dutch design geschaard worden.

Als nationaliteit helemaal niets met Dutch design te maken heeft, waarom hebben we dan een Dutch Design Week in Eindhoven? Waarom bestaan internationale tentoonstellingen onder de noemer Dutch design altijd wel exclusief uit Nederlandse ontwerpers? Waarom heet het überhaupt Dutch design?

Dutch design is natuurlijk geen bestaande categorie of kwalificatie met randvoorwaarden waar je wel of niet aan kunt voldoen. Het is een marketingverhaal met als doel om design van Nederlandse ontwerpers internationaal beter te verkopen. Een marketinginstrument voor de internationale branding van Nederland designland. Het is opzettelijk vaag gedefinieerd zodat een breed scala aan disciplines en stijlen zich onder deze paraplu kunnen scharen. Het maakt niet uit of een ontwerp alle eerder genoemde criteria af kan vinken of niet: het gaat om het grote plaatje, de hele nationale sector. Als Iris van Herpen en Marcel Wanders internationaal doorbreken, dat versterkt dat het verhaal over Dutch design en daar hebben hun Nederlandse collega-ontwerpers baat bij. Als marketingterm is Dutch design een doorslaand succes.

Dat succes is te danken aan ontwerpers, maar ook aan opdrachtgevers. De Nederlandse overheid, publieke instellingen, archieven, nationale instituten, musea en de private sector kunnen een rol spelen in dit verhaal. Ze bouwen mee door grote prestigieuze opdrachten te gunnen aan Nederlandse ontwerpers, hun werk te bewaren en te exposeren, door kunstacademies te financieren, en internationale handelsmissies te ondernemen.

Rotterdam lijkt dit principe te snappen, de grote iconische bouwwerken van laatste decennia zijn vrijwel allemaal van Nederlandse architecten; De Markthal, het nieuwe stationsgebouw, de Erasmusbrug, en het nieuwe depot van Museum Boijmans Van Beuningen. Het wazige marketingverhaal van Dutch design krijgt op die manier heel concrete vorm. De NPO en NOS hebben echter niet zo’n boodschap aan Dutch design. In plaats van zich te verbinden aan het Dutch designverhaal, prefereren zij doorgaans voor het ontwerpen van huisstijlen en decors Engelse, Belgische en Duitse bureaus. Dat is niet verboden, maar is ze misschien wel kwalijk te nemen. Er verdwijnt zo een hoop gemeenschapsgeld naar het buitenland dat ten goede zou kunnen komen aan de Nederlandse creatieve sector.

Nou en? De creatieve sector heeft op het moment een slecht imago, maar dat is niet terecht. Kunsten ’92 schrijft: “de culturele en creatieve sector (inclusief media en erfgoed) een grotere betekenis voor Nederland heeft dan doorgaans wordt verondersteld (CBS-satellietrekening, juni 2019 en TNO in ESB, juli 2019). Met een toegevoegde waarde van € 25,5 miljard (3,7 procent) aan het bbp is deze sector iets kleiner dan toerisme, maar tweemaal zo groot als de landbouw. De culturele en creatieve sector is bovendien goed voor zo’n 320 duizend banen, 4,5 procent van de totale werkgelegenheid” (bron)

Als je met publieke middelen een grote investering doet, zoals het Eurovisie Songfestival dat – bepaald niet tot ieders genoegen – zo’n 26,5 miljoen zal gaan kosten, dan heb je mijns inziens een verplichting om die kosten te verantwoorden. De enige steekhoudende argumenten die je ter legitimatie van die investering kunt geven, liggen in het verlengde van het Dutch designverhaaltje hierboven beschreven. Op die manier kun je beredeneren dat de investering niet alleen een mooie show oplevert, niet alleen goed is voor internationale profilering, maar ook dat de investering terugvloeit naar de Nederlandse sector die op haar beurt weer bijdraagt aan werkgelegenheid en economische groei.

Recentelijk heeft Studio Dumbar het internationale logo voor Nederland onder handen genomen (bron). De ophef over de twee ton euro die dat gekocht heeft was groot, minister Kaag werd door verschillende media ter verantwoording geroepen (bron). Maar stel je eens de ophef voor als het logo niet door een Nederlands, maar door een Duits ontwerpbureau was gemaakt?

De ESC organisatie heeft de afgelopen maanden hoog van de toren geblazen over Dutch design en het Eurovisie Songfestival als ‘visitekaartje van Nederlandse creativiteit en media-innovatie’. Dat werkte, in ieder geval bij mij, de verwachting dat ze in het marketingverhaal van Dutch design geloven. Dat ze begrijpen dat er veel Nederlanders zijn die een betere bestemming weten voor 26,5 miljoen. Op alle vlakken kloppen de keuzes, behalve voor decorontwerp.

Waarom? Was het nodig de pitch voor decorontwerp internationaal uit te zetten?

Pitchen en aanbesteden

Een overheid of publiek orgaan is op geen enkele manier verplicht om met Nederlandse ontwerpers of leveranciers te werken. Sterker nog, boven een bepaalde financiële drempel moet de opdracht open staan voor alle Europese bedrijven. Om nepotisme en corruptie te bestrijden en gelijke toegang tot de Europese markt te garanderen voor aanbieders uit alle landen van de Europese Unie zijn er voor overheden regels voor het aanbesteden opgesteld. Bij een opdracht boven anderhalve ton is de opdrachtgever verplicht de opdracht (tender) openbaar aan te bieden op TenderNet.

Op TenderNet is geen tender voor decorontwerp gepubliceerd. Dat betekent dat de opdracht onder het drempelbedrag is gebleven. Onder dat bedrag heb je als opdrachtgever meer vrijheid. Natuurlijk moet de aanbesteding aan de wet voldoen, en verder is het de bedoeling dat de aanbesteding voldoet aan principes als transparantie, gelijke behandeling en tot slot moet de aanvraag proportioneel zijn.

Zowel onder als boven de drempel voor Europees aanbesteden zijn er mogelijkheden om toch een voorkeur uit te spreken voor een lokale aanbieder. Bijvoorbeeld door Nederlands als voertaal op te nemen in de selectieleidraad. Daarmee sluit je niemand uit op basis van nationaliteit, maar werp je wel een behoorlijke drempel op voor niet-Nederlandse (of niet-Vlaamse) partijen.

De NOS is bekend met deze mogelijkheid. Namens de organisatie van het Eurovisie Songfestival publiceerden zij de tenders voor Decorbouw, beveiliging, catering en andere faciliteiten. In bijbehorende selectieleidraad voor decorbouw staat inderdaad voertaal als selectiecriteria genoemd. De NOS is dus niet alleen bekend met de mogelijkheden, ze past ze ook toe in het geval van het Eurovisie Songfestival om Nederlandse aanbieders te bevoordelen. Er spreekt een duidelijke voorkeur uit voor ‘made in Holland’.

Bij een tender onder het drempelbedrag zijn de mogelijkheden om een voorkeur uit te spreken via de selectiecriteria in principe nog groter. De opdrachtgever kan er zelfs voor kiezen om niet aan te besteden, maar de opdracht rechtstreeks aan een partij te gunnen. De gids proportionaliteit (bron) stelt wel dat de moeite die inschrijvers moeten doen om aan de aanbesteding mee te doen in verhouding moet zijn tot de grootte van de opdracht. Voor kleine opdrachten is de suggestie om die rechtstreeks aan een partij naar voorkeur te gunnen, voor grotere opdrachten is het advies om minimaal drie en maximaal vijf partijen uit te nodigen om een offerte te maken of te pitchen.

Bij grafisch ontwerp is bekend hoe de aanbesteding is verlopen. Ben Prins, designmanager bij het Eurovisie Songfestival vertelt: “We hebben twaalf partijen uitgenodigd om te pitchen, waarvan er elf uiteindelijk meededen. Dat was een hele brede selectie; van eenpitters tot de grote reclamebureaus. Nederlandse partijen natuurlijk, Dutch design was een belangrijk uitgangspunt.” (bron) Los van de vraag of het aantal en de samenstelling van deze selectie voldoet aan het principe van proportionaliteit, is nationaliteit bij deze pitch een keihard selectiecriteria geweest.

Historisch gezien heeft de NOS dus een voorkeur voor buitenlands ontwerp, daarom is de keuze voor een Nederlands selectie bij de pitch voor huisstijl opvallend te noemen, in positieve zin. Maar het is wel weer typisch dat dat bij decor andere selectiecriteria zijn gehanteerd.

De organisatie van het Eurovisie Songfestival is op de hoogte van de mogelijkheden om in de wijze van aanbesteden voorrang te geven aan Nederlandse ontwerpers en leveranciers. De organisatie heeft die mogelijkheden ook benut. Behalve bij decorontwerp, zo blijkt uit de keuze voor de firma van Florian Wieder.

De vraag is waarom?

Zijn er geen goede decorontwerpers in Nederland?

Decorontwerpers zijn, net als grafisch ontwerpers, nooit zo prominent bekend. Het decor is, net als bij grafisch ontwerp, namelijk maar een onderdeel van het eindproduct. Een televisiedecor an sich is niets, het wordt pas iets als er mensen in optreden, licht op staat, camera’s lopen en een regisseur alles aan elkaar kneedt tot een televisieprogramma. De decorontwerper is geen ster zoals een modeontwerper of een architect, hij of zij staat in dienst van het programma.

Daarom is wellicht niet algemeen bekend hoe hoog de kwaliteit van het Nederlands decorontwerp en showdesign is. Of dat Nederlandse stage designers de wereld overvliegen om in andere landen uit te leggen hoe je televisie maakt en om waanzinnige shows in elkaar te zetten. De kruisbestuiving tussen de evenementenbranche en televisie zorgt op dit moment voor veel vernieuwing. Event design voor festivals en concerten vormt al langer een bloeiende sector, met grote aantrekkingskracht op jonge ontwerpers, en de twee vakgebieden groeien elkaar toe. Innovatieve licht- en videotechnieken worden vaak in eerste instantie toegepast en uitgetest bij een dj-set voordat ze ook op tv te zien zijn. Terwijl op televisie het decor daardoor naar de achtergrond verdwijnt, verrijzen op festivals juist weer uitzinnige bouwwerken. Er gebeurt veel in het vakgebied en internationaal is Nederland daarin toonaangevend.

Zeker als het gaat om decors voor het Eurovisie Songfestival is Nederland in het verleden trendsettend geweest. De bewegende decors van Roland de Groot van 1970, 1976, 1980 en 1984 hebben destijds het programma een flinke en hard nodige opfrisser gegeven. Het laatste Songfestivaldecor van Roland de Groot was in Luxemburg, dat land erkende in 1984 dat ze niet beschikte over de nodige kwantiteit en kwaliteit om zo’n grote productie te doen. De NOS werd erbij gevraagd vanwege haar goede reputatie op het gebied van televisieproductie en decorontwerp. Die historische reputatie van Nederland als tv-design- en productieland is na de privatisering hoog gehouden door een aantal commerciële producenten. Nederlandse tv-formats en decors staan wereldwijd hoog aangeschreven en ook voor de kostenefficiënte manier van produceren is in het buitenland uiteraard interesse.

Wellicht is dit de ESF-organisatie ontgaan, maar dat zegt dan meer over de kwaliteiten van dit team, dan over de kwaliteiten van Nederlandse decorontwerpers.

Willen ze het überhaupt?

De kans om een decor te maken dat door tweehonderd miljoen mensen wereldwijd gezien wordt, komt niet vaak binnen bereik van een Nederlandse ontwerper. Het is een geweldige eer bovendien om je land en je vakgebied bij een groot publiek onder de aandacht te brengen. Maar zitten Nederlandse ontwerpers wel te springen om deze opdracht?

De stap van een grote Nederlandse klus naar een productie op het niveau van het ESF is groot. Dat heeft niet te maken met de fysieke omvang of complexiteit van het decor. Wat dat betreft verschilt het Eurovisie Songfestival als programma niet zo heel erg van De vrienden van Amstel live (voorbeeld), om eens een programma te noemen waar ook flink uitgepakt wordt en elk nummer een eigen look and feel krijgt. Ahoy wordt ook niet groter, zelfs niet voor het Eurovisie Songfestival. En alle Nederlandse decorontwerpers hebben wel eens een decor in Ahoy neergezet, dus dat kan helemaal geen belemmering vormen.

De uitdaging zit ook niet in budget. Dat is bekend: het decorontwerp is niet Europees aanbesteed en dus is het bedrag onder de anderhalve ton. Dat is een schijntje op de totale begroting van 26,5 miljoen, maar toch een flink bedrag voor een decor. Of valt dat mee?

Voor die anderhalve ton eist de opdrachtgever waarschijnlijk veel, heel veel. Hoewel details over de opdrachtverlening (nog) niet openbaar zijn gemaakt, is het waarschijnlijk dat er een half jaar fulltime werk in zit. Dat vormt een grote aanslag op beschikbaarheid, zeker voor eenpitters. Het Eurovisie Songfestival is eervol en prestigieus, maar het betekent ook lange tijd geen enkele andere opdracht aannemen.

Waarom kost deze opdracht zoveel meer tijd en toewijding dan andere televisieprogramma’s of grote shows? Voor het antwoord moeten we niet naar de stage designers kijken, maar naar de opdrachtgever.

Een veilige keuze

De uitdaging voor de opdrachtgevers van het ESF zit hem in het kijkersaantal. Mag je in Nederland tevreden zijn met twee miljoen kijkers, naar het Eurovisie Songfestival kijken tweehonderd miljoen mensen en daar kun je best een beetje zenuwachtig van worden. Heel begrijpelijk dat je dan uiterste toewijding en maximale beschikbaarheid vraagt van alle betrokkenen. Heel begrijpelijk ook dat je een gigantisch productieteam optuigt, alles uiterst zorgvuldig met alles en iedereen doorpoldert en elk snippertje nieuwe informatie gebruikt om aandacht te vestigen op het programma en hoe belangrijk en leuk het allemaal niet is voor Nederland.

Heel begrijpelijk dat je ook kijkt naar afbreukrisico. Hoe groot is de kans dat een opdrachtnemer slaagt? Iemand die al zes maal een Eurovisie Songfestivaldecor ontwierp zal het de zevende maal ook wel lukken, toch? Een veilige keuze. Pijnlijk voor Nederlandse decorontwerpers, dat wel.

De pijn zit niet in het mislopen van een leuke opdracht. Een pitch verliezen, dat hoort erbij. De pijn zit erin dat de organisatie zich niet hard heeft gemaakt voor een decor van eigen bodem. Dat er met twee maten gemeten wordt. Blijkbaar vindt het voltallige Nederlandse Eurovisie Songfestivalteam zichzelf wel geschikt voor deze klus, maar gunnen ze hun collega’s van decorontwerp het niet om in de internationale spotlights te staan. Het is de decorontwerpers gewoon niet gegund.

Waarom is mij volstrekt niet duidelijk. Maar ik kom er nog wel achter.

Grootste decoropdracht in Nederland in 40 jaar niet gegund aan Nederlandse ontwerpers

Met de keuze voor de Duits/Amerikaanse Florian Wieder als designer voor het Eurovisie Songfestival in Rotterdam slaat de Nederlandse organisatie de plank volledig mis.

Voor alle disciplines is gezocht naar het beste van het beste uit Nederland. Alleen voor decorontwerp kiest de organisatie een zwaargewicht uit het buitenland die al zes maal eerder in verschillende landen een Eurovisiedecor neer mocht zetten.

Nederlandse decorontwerpers grijpen ondertussen mis.

In tegenstelling tot hun vakbroeders van regie, lichtontwerp en geluidsontwerp moesten zij het in een internationaal uitgezette competitie opnemen tegen internationale partijen als het bureau van Wieder. Het uitschrijven van een wedstrijd voor ontwerpopdrachten is op zich niet ongebruikelijk, maar zeker niet verplicht. Het had de organisatie vrij gestaan om decorontwerp niet aan te besteden maar in te huren, zoals bijvoorbeeld voor de disciplines regie, lichtontwerp en productie is gebeurd. En ook bij een niet-openbare aanbesteding kan de opdrachtgever drempels opwerpen, bijvoorbeeld om plaats van vestiging of taal als selectiecriterium op te nemen. Bij de tender voor het grafisch ontwerp koos de organisatie er expliciet voor om alleen Nederlandse ontwerpers uit te nodigen.

Dat is meten met twee maten. Waarom geldt alleen voor decorontwerp een hogere, internationale lat? Ik heb de NPO, NOS en AVROTROS gevraagd om op deze vraag te reageren.

Andere landen is het in het verleden wel gelukt om een ‘eigen’ decorontwerper te kiezen, dus waarom zou het Nederlandse team dat niet voor elkaar kunnen krijgen? Waarom hebben de leden van het ESF-team de nek niet uit willen steken?

Het persbericht legt de nadruk op het innovatieve en typisch Nederlandse karakter van het stage design. Eerlijk gezegd zie ik geen stage design, alleen een hoop licht. Hoe het decor van Wieder “een visitekaartje is voor Nederlandse creativiteit en media-innovatie?” Ik snap hem niet…

Ik publiceer later vandaag een uitgebreider artikel met de mogelijke oorzaken die aan deze blamage ten grondslag kunnen liggen. Hopelijk ook met een reactie van het ESF-team.

Hier het persbericht van de NPO: Decorontwerp Eurovisie Songfestival 2020 gepresenteerd

Wie o Wieder?

Nog 200 dagen tot de grote finale van het Eurovisie Songfestival (ESF). Voor het eerst sinds 40 jaar in Nederland. Voor het eerst in 40 jaar weer een kans om de wereld te laten zien wat ‘wij’ aan televisie- en designtalent in huis hebben.

Dat is in ieder geval de missie die de Nederlandse ESF-organisatie de dag na de overwinning van Duncan Laurence in een persbericht naar buiten bracht. Het Eurovisie Songfestival zal “een visitekaartje worden van Nederlandse creativiteit en media-innovatie”. Dat statement had vermoedelijk iets te maken met het ‘wat moet dat allemaal wel niet gaan kosten’-gemopper dat al losbarstte voordat Duncan überhaubt één stap in Tel Aviv had gezet. Op deze manier komt de aanzienlijke investering van (grotendeels publiek geld) tenminste nog ten goede aan de Nederlandse creatieve industrie. Economisch nut, daar valt niets tegen in te brengen.

Mooi, dacht ik, een Nederlandse decorontwerper krijgt dit jaar een kans om zich via het ESF internationaal te profileren! Goed voor de internationale positie van Dutch design ook. Dat gaat al lekker, maar zo’n extra zetje kan geen kwaad. Als we kijken naar de samenstelling van het creatieve team gaat het helemaal de goede kant op: er zijn Nederlandse regisseurs, een Nederlandse lichtontwerper, Nederlandse sounddesigners, een Nederlandse technisch producent en zo verder. Ook in de selectieleidraad bij de tenders voor leveranciers van het fysieke decor, als ook de tenders voor led-schermen, lampjes tot en met beveiliging en catering, laat de organisatie een duidelijke voorkeur blijken voor Nederlandse aanbieders (zie paragraaf 4.14 op pagina 16 over taal). De voortekenen voor Nederlandse stagedesigners zijn gunstig.

Of niet? De resultaten uit de laatste tien jaar geven minder reden tot nationalistisch optimisme.

Florian Wieder

Als je in de recente geschiedenis van ESF-decors duikt, kun je niet om Florian Wieder heen. Hij ontwierp sinds 2011 maar liefst zes maal voor het ESF. Wie is deze Florian Wieder en hoe is hij min of meer de vaste ESF-ontwerper geworden?

Wieder werkt sinds halverwege de jaren negentig als decorontwerper in Duitsland. Hij is verantwoordelijk voor televisiedecors van bijvoorbeeld de Duitse versies van All You Need Is Love en X Factor. In 2005 opent hij een kantoor in Los Angeles en lukt het hem om voet aan de grond te krijgen in de Verenigde Staten. Na het binnenhalen van de decoropdracht voor de MTV Awards in 2007 gaat het snel en nestelt hij zich stevig in de internationale top. Naast Amerikaanse en Duitse tv-shows verzorgt hij production design of creative production voor liveshows van internationale artiesten als Jennifer Lopez en Beyoncé (zie verder zijn IMDb– en Wikipedia-pagina).

Het ESF komt in 2011 binnen zijn bereik als Lena Meyer-Landrut de editie van 2010 wint. En dan is Wieder natuurlijk dé aangewezen persoon. In Düsseldorf zet hij een indrukwekkend decor neer waarvoor hij de Deutsche Fernsehpreis toegekend krijgt. In de jaren daarna mag hij vervolgens ontwerpen voor de ESF-edities in Azerbeidzjan (2012), Oostenrijk (2015), Portugal (2018) en Israël (2019).

De Zweden en de Denen

Florian Wieder heeft niet het alleenrecht op ESF-decors. Het lukt Denemarken (2014) en Zweden (2013 en 2016) om een decorontwerper uit eigen land naar voren te schuiven. Het decor voor Denemarken van Claus Zier is mijn persoonlijke favoriet. Een decor dat met een zeer sobere basisvorm en veel technisch vernuft wat mij betreft de toon zou moeten zetten voor Rotterdam 2020. Ook de Zweedse decors, vooral die van 2016, oogstten internationaal veel lof. Dit laatste ontwerp van Frida Arvidsson en Viktor Brattström werd gezien als gedurfd en spannend, met zeer aanwezige ruimtelijke elementen, veel lagen en diepte, en een uitgebreid scala aan licht- en videomogelijkheden.

Ook het afgelopen jaar is er een poging gedaan om tegen Wieder op te bieden, ditmaal echter zonder succes. De uitslag en enkele wetenswaardigheden over de tender lekten uit en zo weten we dat uit zeven inschrijving de voorstellen van de Israëlische Forma Studio (geleid door Maya Hanoch, die in 1999 het ESF-decor voor Israël ontwierp) en die van Florian Wieder als favorieten overbleven. Beide werden gevraagd om een tweede voorstel in te dienen, waarna een professionele commissie het ontwerp van Wieder koos. Hanoch was niet blij: “We are very disappointed by this decision.  They told us that the two designs were excellent. We did a spectacular stage design for Eurovision. Eurovision is happening in Tel Aviv and should be shaped by the Israelis.” Ik ben het eens met Hanoch, het ESF is een zaak van nationale trots. Het zou een blamage zijn voor Nederland, voor Dutch design, als het dit jaar ook niet zou lukken.

Wanneer en hoe?

Net als in Israël zal een tender uitgeschreven zijn voor het decorontwerp. Die voor decorbouw staat trouwens online (op TenderNet), maar de tender voor decorontwerp is – bij mijn weten – nergens te vinden en er is dus helaas verder niets te zeggen over hoe deze tender is opgesteld, wat de selectiecriteria zijn, hoe de tender verspreid is en wie er ingeschreven hebben.

Als het Nederlandse team ongeveer dezelfde planning volgt als in Israël dan zal het besluit waarschijnlijk rond deze tijd vallen. Want vorig rond deze tijd lekte de keuze voor Wieder uit. In andere jaren koos de organisatie ervoor om de naam van de stagedesigner pas begin december te onthullen. Dan is het voorlopig ontwerp verder uitgewerkt en gaan de voorbereidingen van start. De eerste beelden zien we in de regel pas veel later, als in april begonnen wordt met de bouw.

Hoe zal de onthulling van het decor of de ontwerper ervan gaan? Als het een Nederlandse ontwerper wordt verwacht ik in december toch minstens een kwartier zendtijd in De Wereld Draait Door. Voor de onthulling van de slogan werd op 23 oktober immers ook ruim de tijd genomen en decorontwerp is natuurlijk minstens zo interessant, kostbaarder bovendien. En als het toch weer Wieder wordt? Dan verwacht ik een stille trom. Knappe spindoctor die een keuze voor een Duitse designveteraan kan verkopen als het “visitekaartje voor Nederlandse creativiteit en media-innovatie”.

We wachten af…

UPDATE 30-10: Ik loop achter op het ESC-nieuwtjescircus. Sietse Bakker liet 25 oktober bij RTL Boulevard al weten dat het decor van de Eurovisiesongfestival is al rond is: “We hebben zelfs al stiekem gekozen. Als je een decor kiest ga je daarna dat uitwerken met technische tekeningen en lichtontwerpen. Je moet al snel een keuze maken. Die keuze hebben we al gemaakt en gaan we binnenkort bekend maken.”