to do: zomertentoonstellingen

De zomer van Drupsteen – Hilversum & Enschede
Dit weekend gaat ‘De zomer van Jaap Drupsteen’ van start. Zaterdag opent een overzichtstentoonstelling in Museum Hilversum, maar vooral in Enschede dreigt het zeer bijzonder te gaan worden. Daar is vanaf zondag voor het eerst een kolossaal nieuw werk van Drupsteen, door Fay Lovsky eens ‘The rythm painter’ genoemd, te zien, dat als volgt omschreven wordt: “Stel je een ruimte voor van ruim 400 vierkante meter met daarin twaalf kolossale, op wanden geprojecteerde, abstracte beelden. Licht hypnotiserende abstracties die zich blijven ontwikkelen. De beelden pulseren mee op het ritme van zeven verschillende muziekstromen die gesynchroniseerd zijn op één tempo. Beeld en muziek vloeien samen tot één sublieme ervaring, ofwel Synchresis. Het beeld swingt, net als de muziek.” Daarnaast is er deze hele zomer in Enschede een uitgebreid randprogramma met optredens en presentaties. Meer informatie en het programma vind je op Rijksmuseumtwenthe.nl

Karel Appel: De Opera – COBRA (tot 18 mei)
Appel ontwierp begin jaren negentig op uitnodiging van Pierre Audi een aantal malen decor en kostuums voor De Nationale Opera. De decorstukken die in deze uitvoeringen zijn gebruikt zijn tot en met 18 mei te zien bij Cobra in Amstelveen. Meer informatie en foto’s bij NRC.

Wonen in de Amsterdamse school – Stedelijk Museum (tot 28 augustus)
Bij het Stedelijk Museum is afgelopen week een bezoek-waardige tentoonstelling geopend over de Amsterdamse School. De nadruk ligt op meubel- en interieurontwerp, maar er zijn ook een aantal stukken te zien uit de collectie van het TheaterInstituut (nu Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam), zoals maskers van Hildo Krop en theaterdecorontwerpen van H. Th. Wijdeveld. De stukken en informatie daarover staan ook online op de site van de Theatercollectie.

Curtain up – V&A Londen (tot 31 aug 2016)
In deze tentoonstelling aandacht voor de twee bekendste theaterdistricten, Londens West End en New Yorks Broadway. De tentoonstelling is ontworpen door Tom Piper en RFK Arcitects en belooft een kijkje achter de schermen bij alle aspecten van een theaterproductie. Veel kostuums, decorontwerpen, maquettes, foto’s en films te zien dus van wereldberoemde shows als The Phantom of the Opera (link naar kostuumontwerp Phantom van Maria Bjornson) tot The Lion King. Vanaf oktober is de tentoonstelling te zien in de New York Public Library.

Revolution of the Eye – diverse lokaties VS
Deze tentoonstelling toont kruisbestuiving tussen moderne kunststromingen en de bloei van de Amerikaanse televisie in de vroege jaren vijftig. Televisiepioniers en de kunstwereld stonden in die tijd dichter bij elkaar dan nu, ook in Nederland trouwens. Tot 31 july 2016 staat deze reizende expo in Addisson Gallery of American Art in Andover, Massachusetts. Niet echt om de hoek, maar gelukkig is er een mooie catalogus verkrijgbaar via Bol.com.

Meer groente

Voedingsadviezen zijn van alle tijden. In het archief van Roland de Groot vind ik deze filmstills uit een animatiefilm van het productschap voor groente en fruit. De film is gemaakt bij Toonder Studio’s, waar De Groot dan als freelancer werkt, en vertoond op de landbouwtentoonstelling van 1961 in Rotterdam. Groenten en fruit hebben de hoofdrol en zo hoort het ook volgens de nieuwste schijf van vijf die het Voedingscentrum gisteren lanceerde.

filmfoto’s Nic van Baarle

Voor Nic van Baarle bij de NTS kwam werken als decorontwerper werkte hij al ruim tien jaar in de Nederlandse filmindustrie. Achtereenvolgens bij Toonder-Geesink (1942-1944), Marten Toonder (1944-1946), Joop Geesink (1946-1947), Multifilm (1947-1948), Joop Geesink (1948-1952), Cinetone (1952-1958), de Anglo-Dutch Group (1958) en Carillon Films. Uit deze periode zijn een aantal foto’s bewaard gebleven die ik hier met toestemming van Xandra van Baarle plaats. Weet je meer over deze foto’s, de afgebeelde personen, opdrachtgevers? Laat dan graag je reactie achter bij de foto’s of onder dit bericht.

archief Weynand Grijzen: plakboek 1928-1958

Het archief van Weynand Grijzen (inmiddels ondergebracht bij het Nederlands Instituut voor Beeld en  Geluid) bevat onder meer een plakboek waaruit veel duidelijk wordt over de periode voordat Weynand bij de NTS als freelance decorontwerper aan de slag gaat. We konden daar al iets over lezen in de biografie geschreven door Weynand’s neef Willem van der Molen. Klik op de afbeeldingen voor toelichting.

Bericht van Harry Pelle

Harry Pelle laat weten dat er weer een reünie gepland staat voor voormalige omroepmedewerkers. Deze reünie zal plaatsvinden op vrijdag 8 mei 2015. De locatie is: Restaurant Airport Hilversum Noodweg 43, 1213 PW Hilversum. Vanaf 14.00 uur is iedereen welkom, dus als je het leuk vindt om oud-collega’s te ontmoeten, weet je waar je moet zijn…

Ger van Essen, kapitale onderkast

Voor de tentoonstelling Show me the news heb ik veel mensen gesproken van de voormalige NTS/NOS Hoofdafdeling Ontwerp en één daarvan was Ger van Essen. Van Essen werkte van 1957 tot eind jaren tachtig als grafisch ontwerper bij de televisie en tussen 1959 en 1973 gaf hij leiding aan de onderafdeling Grafisch Ontwerp. Ik was benieuwd of hij zich het ontwerp voor de NTS Weekjournaal-leader uit 1958 nog kon herinneren. Dat was natuurlijk niet het geval, niet zo gek als je bedenkt dat dat bijna zestig jaar geleden was en dat hij wel waarschijnlijk duizenden leaders heeft gemaakt. We kwamen daarna te spreken over zijn loopbaan bij de televisie, de aanloop daar naar toe en hoe hij terugkijkt op zijn rol in de afdeling.

Van Essen tekent als kind al graag op de stroken papier, die zijn oom, chef bij drukkerij Callenbach in Nijkerk, voor hem meeneemt. Na de MULO krijgt Van Essen een baantje bij deze (boek)drukkerij als assistent van de ontwerper die daar in vaste dienst is. Als deze ontwerper vertrekt, neemt Van Essen zijn plaats in. Een van de opdrachten is scoutingblad VT. Hiervoor maakt Van Essen illustraties, verzorgt hij de lay-out en berekeningen, meestal op het laatste moment. Een collega wijst Van Essen op een vacature voor ‘aankomend ontwerper’ bij de Nederlandse Televisie Stichting. “Er was nog maar één net, zwart-wit en maar een paar uur televisie per week, maar toch zag ik er een leuke toekomst in. Ik was 28 jaar en in Nijkerk zag ik weinig mogelijkheden om verder te komen. Ik had geen academische opleiding maar ik hield wel alles in de gaten wat er buiten Nijkerk gebeurde. Als er een nieuwe letter was dan wist ik dat meteen.”

Met zijn ontwerpen voor VT onder de arm solliciteert Van Essen met succes bij Peter Zwart. “Van doorslaggegevend belang is waarschijnlijk dat ik gewend was om onder grote tijdsdruk te werken en veel oog voor detail had.” Aan het einde van het gesprek geeft Van Essen Roel Renssen op als referentie. (Voor VT heeft Van Essen contact met Roel Renssen, perschef van de Nederlandse Padvinders Beweging. Renssen is dan net bij het NTS Journaal komen werken als tweede man naast Carel Enkelaar. Die twee kenden elkaar ook via de scouting, want Enkelaar was perschef van de Katholieke Jeugdvereniging) “Maar of Peter Zwart daar geïnformeerd heeft, weet ik niet”, zegt Van Essen, “in ieder geval; ik werd aangenomen.”

Televizier, 5-5-1962

Televizier, 5-5-1962

Van Essen begint op de Ambachtsschool in oktober 1957 en hij is dan de 57e NTS-werknemer. Zijn collega grafici zijn op dat moment Hans Moolenaar en Jan van der Does die tevens chef van deze kleine grafische afdeling is. Van der Does legt het accent op een nauwkeurige belettering en dat bevalt Van Essen goed. Het eerste jaar werken de drie veel samen aan opdrachten voor programmamakers: ze kaligraferen titelrollen en titelkaarten met de hand, maken illustraties, animaties en trucages. Een aantal van hun werkformulieren en storyboards zijn hier te zien: Animations en special effects in de jaren vijftig en NTS Weekjournaal-leader 1958.

Eind jaren vijftig, als Peter Zwart en Fokke Duetz tijdelijk uitgeschakeld zijn door de combinatie van ziekte en de hoge werkdruk, gaat Jan van der Does gedeeltelijk over naar de afdeling decorontwerp. Eerst werkt hij nog half als chef voor de grafici, maar al snel is hij helemaal over naar decorontwerp. Van Essen neemt dan de rol van afdelingschef op zich. De benaming chef, daar heeft hij trouwens een hekel aan laat hij me weten: “Ik zie mezelf meer als een coach dan een leider, als iemand die langs de trein loopt om hier en daar wat olie te spuiten zodat het allemaal optimaal loopt.”

De coach van de afdeling grafisch ontwerp heeft veel plezierige momenten om op terug te kijken: “Het was een vrolijke, gekke groep mensen”. Van Essen herinnert zich een kerstpakket van de NOS met allemaal zomerse kado’s erin: “Toen kwamen de ontwerpers de dag erop in zwempak naar het werk”. Of de verhalen van Peter Zwart: “Een bon-vivant die wel tien verschillende levens had gehad, als duikbootkapitein onder andere.” Van Essen spreekt met bewondering over ‘zijn’ ontwerpers: de humor in het werk van Frans Lasès voor de Stratemakeropzeeshow bijvoorbeeld. Of het NOS-logo van Johan Volkerijk, wat de eerste grote huisstijlopdracht voor de afdeling was. Uit de vele honderen sollicitatiebrieven die hij voor ogen kreeg, staan die van Hans de Cocq en Henk Vermolen in zijn geheugen gegrift, zo verzorgd was hun handschrift. Van Essen: “Ik noem er maar een paar, maar ze hadden allemaal hun eigen bijzondere kwaliteiten.”

Wat begint als een klein stroompje, wordt een groot kanaal. De afdeling groeit van drie naar dertig personen en ook de techniek ontwikkelt zich razendsnel. Van Essen probeert ervoor te zorgen dat de werkomstandigheden ideaal zijn, dat de afdeling fotografische zettechnieken kan gaan gebruiken, dat er een zeefdrukkerij komt. Belangrijk is met name de vrijheid die de ontwerpers hebben als het gaat om het indelen van de beschikbare tijd. Voor alle NTS/NOS-faciliteiten – studiotijd, materialen en manuren – geldt een verdeling naar grootte van de omroepvereniging. Dat betekent bijvoorbeeld dat een kleine omroep als de VPRO minder ontwerp-uren toebedeeld zou krijgen als bijvoorbeeld een grote omroepvereniging als de AVRO. Die koppeling laat Van Essen helemaal los voor de grafische afdeling, en ook Arie van den Dool, hoofd van de Dienst Programma Faciliteiten ziet de voordelen hiervan.

Een soepele urenadministratie heeft tot gevolg dat de ontwerpers de ruimte hebben om zich te profileren en de tijd krijgen om een goede band op te bouwen met programmamakers. Van Essen: “Frans Schupp en Rien van Wijk hadden dat met TopPop, Frans heeft toen heel hard gewerkt, die keek echt niet op een uurtje en daar kwamen fantastische dingen uit voort. De ontwerpers maakten goed gebruik van die vrijheid om te experimenteren en te excelleren. Jaap Drupsteen bijvoorbeeld kon wel eens een hele dag aan een titelrol werken, terwijl dat eigenlijk maar een paar uur zou moeten duren. Die moest je zijn gang laten gaan, want daar kwam dan aan het eind van de dag iets heel bijzonders uit.”

De opdrachten probeert Van Essen zo goed mogelijk af te stemmen op de individuele kwaliteiten van de ontwerpers, want tussen het werk van illustrator Ton Holst of grafisch ontwerper Will Bakker zit een wereld van verschil. Tegelijkertijd benadrukte Van Essen het belang om als een collectief opereren: “Het was een transparante afdeling, iedereen was aanwezig op de maandelijkse vergadering en iedereen kon voor elkaar inspringen. Ook ik was vervangbaar als het nodig was, want het werk moest af.” Een van de hoogtepunten is voor Van Essen dan ook de Frans Duwaerprijs in 1971 die aan de afdeling als collectief wordt toegekend.

Na de Frans Duwaerprijs kijkt Van Essen vooruit en realiseert zich dat de ontwerpers een nieuwe inspirerende chef nodig hebben om de afdeling tot nieuwe technieken, nieuwe vormgeving en nieuwe hoogtes te brengen. Bovendien krijgt hij geziondheidsklachten. Hij wil terugtreden als chef, maar Van den Dool wil er niets van horen en gaat niet akkoord. Van Essen blijft zodoende aan, maar is door ziekte afwezig als het conflict tussen de ontwerpers en de leiding van de DPF naar aanleiding van de reorganisatie (tot een zogeheten ringensysteem) bij de NOS escaleert.

Het doel van die reorganisatie is democratisering, maar ondertussen benoemt men van hogerhand en zonder inspraak van de ontwerpers Jan van der Does als manager van de Hoofdafdeling Ontwerp. De ontwerpgroep – die inspraak bij deze benoeming is beloofd – komt in opstand. Niet alle ontwerpers zijn tegen de benoeming an sich, Van Essen heeft bijvoorbeeld vertrouwen in Van der Does op die positie, maar de gebroken belofte valt bij niemand goed. Van Essen maakt bezwaar bij Van den Dool. Hij herinnert zich dat gesprek als volgt: “Op vrijdag word ik op het matje geroepen. Van der Dool legt uit dat het nieuwe ringensysteem wel democratisch is, maar tot bepaalde hoogte. Hij noemt het een hark: de vele tanden zijn allemaal gelijk, maar daarboven staat één lange, sterke steel en dat is hij. Ik was het daar niet mee eens en toen zei hij: “Nu heb je je zin”. Vanaf maandag was ik uit mijn functie ontheven. Na het weekend zat ik weer achter de tekentafel en was ik geen chef meer.”

Weer achter de tekentafel ontwerpt Van Essen veel voor wetenschapsprogramma Horizon, waarvoor allerlei verklarende illustraties nodig zijn. In 1982 viert hij zijn 25-jarig jubileum bij de NOS. Collega-ontwerpers maken een film met de fraaie titel ‘Een kapitale onderkast’ en maken er een memorabel feest van. Van Essen komt over als een bescheiden man, maar denk niet dat hij over zich heen laat lopen: “Bescheiden klinkt gelijk zo dociel. Ik hield me als coach wel op de achtergrond – het ging natuurlijk om de ontwerpers – maar ik wist precies wanneer ik moest knokken voor de groep. Meestal lukte dat ook, Van den Dool en ook Emile Schüttenhelm waren meestal wel ontvankelijk voor mijn eisen. Als de ontwerpers mooi werk deden, straalde dat natuurlijk af op de hele NOS.” Een kapitale onderkast dus, op de achtergrond, maar onmisbaar.

Biografie Weynand Grijzen

Via via vernam Willem van der Molen dat we in het kader van het onderzoek naar de voormalige afdeling Decorontwerp zoek waren naar zijn oom Weynand Grijzen. An Bergman, de tweelingzus van de moeder van Willem trouwde in 1957 met Weynand. Het huwelijk bleef kinderloos, maar met Willem onstond een zeer hechte band, zo sterk dat hij Weynand als zijn surrogaatvader beschouwt. Hij kwam graag en vaak bij op bezoek in Kasteel Groeneveld en later in Heino en weet zodoende veel van het leven en werk van Weynand.

De onderstaande biografie is geschreven door Willem van der Molen en de foto’s erbij komen uit de familie fotoalbums. Het archief met decorontwerpen voor televisie gaat binnenkort naar Beeld en Geluid en zal dan nader onderzocht en ontsloten worden.

Weynand Grijzen in 1970 Fotograaf: Sonja Scheffers

Weynand Grijzen in 1970 Fotograaf: Sonja Scheffers

Biografie Weynand Grijzen (9/6/1905 – 22/11/1994) – door Willem van der Molen

Van jongs af aan is Weynand bezig met tekenen. Zijn ouders, die een kruidenierswinkel drijven in Zwolle, hebben niets met kunst en hij niets met het milieu waar hij uit voortkomt. Na de lagere school gaat hij naar de plaatselijke HBS. Door zijn tekentalent slaagt hij er in om aangenomen te worden op de School voor Bouwkunde, Sierende kunsten en Kunstambachten in Haarlem. Daar raakt hij geïnspireerd door zijn leraar Samuel Jesserun de Mesquita en als de school wordt opgeheven (volgens Weynand door toedoen van premier Colijn, die de pest heeft aan het linkse en progressieve karakter van de school) volgt hij met andere studenten Jesserun de Mesquita, die naar Amsterdam vertrekt naar het Instituut van Kunstnijverheidsonderwijs, de latere Rietveld Academie.

Afstudeerwerk van Weynand Grijzen

Afstudeerwerk van Weynand Grijzen

Na daar geslaagd te zijn voor zijn eindexamen vertrekt Weynand in 1928 naar Berlijn, wat toentertijd voor kunstenaars dé plaats was om te zijn, met de bedoeling er een volgopleiding te volgen. Daar komt niet veel van terecht, de stad bruist te veel. Hij vindt er zijn eerste liefde, Chaja Goldstein, de van oorsprong Poolse zangeres van het Jiddische lied die hij begeleidt op de harmonica. Het is ook de tijd dat communisten en fascisten elkaar op straat te lijf gaan, met de fascisten als uiteindelijke overwinnaars. Weynand maakt net als vele andere jonge Nederlanders die naar Berlijn zijn getrokken zijn keuze: hij wordt een overtuigd communist.

In 1931 besluit hij terug te gaan naar Nederland omdat hij geen toekomst meer voor zich ziet in het snel verder radicaliserende Duitsland. Chaja volgt hem twee jaar later omdat het voor haar als bekende joodse artieste te gevaarlijk wordt in Berlijn. De relatie met Chaja is inmiddels bekoeld, maar tot het einde van zijn leven, als Chaja definitief en steeds eenzamer in Israel leeft, blijven ze contact houden.

Weynand ontmoet in Amsterdam het Franse echtpaar Dumont. Jacques Edme Dumont is kunstenaar (aquarellist) en ontwerper (mode en grafisch) bij het warenhuis Metz & Co. Jacques woont met zijn vrouw Nicole (née Baillon) op een etage op de hoek van de Leidsestraat en de Leidsedwarsstraat en Weynand trekt bij hen in. De Dumonts vernederlandsen niet, al zal Jacques voor zijn werk bij Metz & Co wel wat woordjes Nederlands hebben opgepikt, met als gevolg dat Weynand verfranst. Vrienden en familie uit Frankrijk zoeken de Dumonts op, raken bevriend met Weynand, die regelmatig tegenbezoeken brengt in Frankrijk. Zo woont en werkt hij afwisselend in Amsterdam en in Frankrijk.

Voor Het Volk tekent Weynand de rubriek 'Uit 't lever der sterren'. (25-2-1932, Koninklijke Bibliotheek)

Voor Het Volk tekent Weynand onder andere de rubriek ‘Uit ‘t leven der sterren’. (25-2-1932, Koninklijke Bibliotheek)

In de schrale jaren 30 vindt Weynand geen vaste baan en leeft hij van zijn illustraties voor talrijke, meest links georienteerde kranten en tijdschriften zoals De Notenkraker, De Waarheid en De Groene Amsterdammer. Voor de Radiogids van de VARA tekent hij regelmatig omslagen en illustraties voor programma’s als Onze bonte Avond, Zaterdagavond Stemmingen en Het ABC cabaret o.l.v. Wim Kan. Ook wordt hij bekend om zijn lange reeks van karikaturen van Nederlandse en buitenlandse politici die hij overal kan slijten. In zijn Parijse perioden slaagt hij er ook in om illustraties te verkopen aan allerlei bladen. Hij ontwerp bijvoorbeeld enige malen de cover van het blad Fantasio, le reflet de la vie de Paris.

De inval van de Duitsers verandert zijn leven. Als Duitse militairen het vliegtuig dat als reclame in het kantoor van de KLM op de hoek van het Leidseplein staat weghalen, raakt hij in paniek. Hij probeert zijn originele karikaturen en kritische tekeningen waar Hitler en kompanen veelvuldig in voor komen, te vernietigen door ze te verscheuren en steeds in kleine porties door de WC te spoelen. Daar is hij uren mee bezig en als hij klaar is, ontdekt hij dat gemeentearbeiders op straat bezig zijn het verstopte riool schoon te maken. De resten van zijn verscheurde tekeningen, waaronder tientallen karikaturen van Hitler in kleur, dobberen door de straat vol vijandelijke soldaten. De bezetters hebben nooit achterhaald waar die Deutsch feindliche tekeningen vandaag kwamen, maar hij werd zo een vroege onderduiker.

Kort daarna is hij met de Dumonts verhuisd naar twee etages in het pand naast het toenmalige stadhuis, waar de fotograaf Joop Colson een fotobureau (voor met name trouwfoto’s) runt. In de loop van de oorlog raakte Weynand steeds meer betrokken bij verzetswerk rond Colson zoals het vervalsen van identiteitspapieren. Ook verbergt hij met succes een ouder Joods echtpaar bij hem in huis. Ondanks zijn illegale werkzaamheden heeft Weynand waarschijnlijk niet echt geleefd als onderduiker, want uit zijn vele verhalen over die tijd is het duidelijk dat hij de hele oorlog buiten kwam.

Jacques Dumont en Weynand Grijzen op de stoep van hun appartement aan de Oudezijds voorburgwal.

Jacques Dumont en Weynand Grijzen op de stoep van hun appartement aan de Oudezijds voorburgwal. Met dan aan Nike Laufer, kleindochter van Jacques en Nicole Dumont voor de foto.

Na de bevrijding kan hij zijn vooroorlogse leven niet weer oppakken, want door de papierschaarste hebben kranten en tijdschriften geen ruimte voor frivoliteiten als illustraties en karikaturen. In de eerste tijd verdient hij nog goed aan het omtoveren van de grote zaal van Hotel Krasnapolsky in een “Amerikaanse dancing” voor de soldaten en een andere zaal in een “Amerikaanse bar” voor de officieren. Ook zalen in het Parkhotel en het Carlton worden door Weynand en zijn helpers getransformeerd voor de bevrijders. Met zijn kompaan Jacques Dumont probeert hij een reclamebureau op te zetten, maar dat komt niet echt van de grond.

Zelfportret Weynand Grijzen in het door hem en Ben Albach geschreven boekje 'De entourage van het lekentoneel' (1954)

Zelfportret Weynand Grijzen in het door hem en Ben Albach geschreven boekje ‘De entourage van het lekentoneel’ (1954)

De redding komt van de stichting Het Nederlands Volkstoneel, waar Weynand in dienst treedt als decorontwerper. Deze toneelgroep verzorgt in alle hoeken van het land voorstellingen, zodat Weynand lange dagen maakt. Samen met enkele bouwers moet hij steeds het eerst ter plaatse zijn om het decor en de rekwisieten te verzorgen en gaan zij ook als laatste weer terug naar Amsterdam. Dit verhindert niet dat hij er voor blijft werken.

Eind 1952 overlijdt plotseling Jacques Dumont. Er breken een aantal moeilijke jaren aan voor Weynand en ook de relatie met Nicole Dumont verwatert. Hij kalmeert in een harmonisch huwelijk met An Bergman, die hij bij zijn moeder leert kennen. Prompt na de trouwerij eind december 1957 raakt Weynand zijn baan als decorontwerper bij Het Nederlands Volkstoneel kwijt als gevolg van een fusie. Hij heeft geen geld voor een woning en zijn vriend Joop Colson biedt hem aan voorlopig bij hem in huis te komen wonen. Dat kan gemakkelijk want Joop is na de bevrijding met zijn vrouw en zijn moeder in Baarn gaan wonen in Kasteel Groeneveld, wat hij huurt van Staatsbosbeheer voor 1 gulden per jaar. Het gebouw is dan ook erg uitgewoond door eerst de Duitse militairen en na de oorlog door Canadese militairen die er gelegerd waren. Er zit geen ruit meer in de ramen, maar eind jaren vijftig heeft Joop dat allemaal weer verholpen. Weynand en An krijgen het souterrain in de grote, voormalige strijk- en naaikamer. Vanuit de grote ramen staan ze direct in contact met de vele dieren die in de tuin rondlopen en waarvoor ze de zorg op zich nemen. Het aanbod om naar minder vochtige en minder koude kamers boven in het huis te verhuizen, slaan ze daarom af.

Portet uit 1967 voor de VARA Gids

Portet uit 1967 voor de VARA Gids

Kasteel Groeneveld werd wel de dependance genoemd van kunstenaars sociëteit De Kring aan het Kleine-Gartmanplantsoen in Amsterdam. Weynand is na de oorlog niet weer lid geworden, maar vindt in Baarn bij Colson, de koning van de zoete inval, zijn oude vrienden terug, die even of iets langer de stad uit willen en hij maakt er nieuwe vrienden uit het milieu van kunstenaars en intellectuelen. Via hen lukt het hem toegang te krijgen in de televisie wereld en na een klein jaar in de WW gaat hij voor de NTS werken. Hij bouwt de reputatie op van een gedegen decorontwerper die vooral wordt ingeschakeld voor de toneelstukken, welke de omroepen in de jaren zestig bijna wekelijks uitzenden.

Als freelancer bouwt hij echter geen pensioen op en veel van zijn opdrachtgevers, die vaak ook vrienden worden zoals Peter (en Tanja) Koen en Willy van Hemert, proberen hem over te halen in vaste dienst te komen. Peter Zwart overhandigt hem zelfs tweemaal een sollicitatieformulier. Onderaan het formulier staan twee vragen: 1) bent u lid geweest van de NSB of aanverwante groeperingen; 2) bent u lid geweest van de CPN? Weynand is woedend dat NSB en CPN in één adem worden genoemd en bovendien heeft hij wijselijk voor iedereen bij de omroep geheim gehouden dat hij communist is. De tweede vraag wil hij dus niet beantwoorden. Peter Zwart probeert het later nog eens, want de NTS is bezig zich voor te bereiden op kleuren TV en dan was het verstandig toch te solliciteren. In dit formulier is de vraag over de NSB verdwenen, maar de tweede vraag over de CPN staat er nog steeds in. Weynand blijft dus een freelancer, veel aangevraagd door regisseurs maar zonder pensioenopbouw. Daar tegenover staat de bijzondere ambiance van Groeneveld, waar hij werkt in de natuur tussen de dieren, in plaats van op een kantoor.

Hond Bobbes in het bedje van Petra uit Pipo de Clown.  1967, fotograaf: A.K.M. Schindler

Hond Bobbes in het bedje van Petra uit Pipo de Clown. De kinderserie werd tussen 1966 en 1968 opgenomen op Kasteel Groeneveld. Fotograaf: A.K.M. Schindler

Het tijdelijke karakter van de onderhuur bij Joop Colson in Kasteel Groeneveld duurt tot Weynand met pensioen gaat in april 1970. Hij trekt met zijn vrouw in bij zijn zus in een landelijk huis dat zij heeft laten bouwen in Heino na verkoop van de door hen geërfde ex-kruidenierswinkel in Zwolle. In Heino, na zijn pensionering, leeft hij opnieuw in het groen met aan de ene kant weilanden en boerderijen, aan de andere kant bosranden. In het aangrenzend weiland lopen meestal paarden.

Begin jaren tachtig verhuizen Weynand en An naar een bejaardenwoning in het vlakbij gelegen Raalte. Weynand is in 1994 van ouderdom overleden en heeft niet hoeven meemaken hoe zijn vrouw door Alzheimer werd vernietigd. Hun as is in het najaar van 2004 uitgestrooid op een heuveltje achter in de tuin van Groeneveld tussen wat in het voorjaar lelietjes van dalen bleken te zijn.

Jan P. Koenraads: Polygoon-decors

Beeld en Geluid plaatst regelmatig fragmenten uit de omvangrijke Polygoon-collectie op YouTube, zoals afgelopen week een reeks items over film- en televisiestudio’s. We kunnen zien hoe Prins Bernard op 2 oktober 1967 de nieuwe studio’s in Hilversum opent met de formule: “attentie, cue orkest, camera een” en we krijgen een kijkje (in kleur) in het gerestaureerde Kasteel Nederhorst in Nederhorst den Berg waar de Toonder Studio gevestigd is (1973). Ook oudere filmstudio’s zijn te zien, zoals Cinetone in Amsterdam en Polygoon in Den Haag.

Laadt het filmpje niet? Klik hier

Op het moment van bovenstaande opnames (vermoedelijk rond 1950) werkt Jan P. Koenraads bij Polygoon. Hij begit er eind jaren dertig met het maken van titels en trucfilms en daarna doet hij ook artdirection en decorontwerp. Wellicht zijn het dus zijn tekeningen (en hand) die we zien en plaatst hij even later een wandje in de studio. Helaas is het lastig om de gelijkenis vast te stellen op basis van deze beelden. De decorschetsen lijken in ieder geval erg op de schetsen die Koenraads later maakte voor de NTS/NOS. Freek Biesiot bewaarde er een aantal en deze gaan samen met het archief van Biesiot in de loop van dit onderzoeksproject over naar Beeld en Geluid. Digitaal zijn ze al te zien in de gallery van Koenraads in de Beeldengeluidwiki. Heb je ook tekeningen of aquarellen van Koenraads in je bezit? Ik hoor graag van je.

decors polygoon (1)

Duidelijk herkenbaar in beeld is Koenraads in een ‘achter-de-schermen’-video uit 1975, ook uit de Polygoon-collectie. In deze reportage vanuit het decorcentrum van de omroep zien we daarnaast maquettebouwer Ton van Roemburg en enkele decorateurs, rekwisiteurs en decorbouwers bij de opnames van Swiebertje (NCRV) en de opbouw van De rode luitenant (aflevering van de serie Amsterdam 700, AVRO). Herken je een collega of jezelf? Laat een reactie achter onder de video of onder deze blogpost.

Pien Duetz over Fokke Duetz

Fokke Duetz ca 1960

Fokke Duetz ca 1960

Fokke Duetz (1910-1989) is van maart 1955 tot zijn pensioen in 1975 decorontwerper geweest bij de NTS/NOS. Hij was de tweede televisiedecorontwerper in Nederland en kwam, net als Peter Zwart en Jan P. Koenraads, uit de filmwereld. Ik sprak met zijn dochter Pien Duetz:

“Mijn ouders zijn beide geboren in Indonesië en op hun twaalfde naar Nederland gestuurd voor school. Maar toen kenden ze elkaar natuurlijk nog niet. Mijn vader werd goed verzorgd, in zijn vroege jeugd door zijn baboe en later in Den Haag door zijn tante en nichtjes. Gooide zijn kleren overal neer en bekommerde zich nergens om. Dat was snel voorbij toen hij met mijn moeder trouwde.

Mijn moeder zat op een dag in de tram, zag hem lopen en dacht ‘dit wordt hem’. Later kwam ze hem tegen op een feest van een vriendin die net als hij op het conservatorium zat. Sindsdien was het aan. Zijn toekomstige schoonouders vonden het helemaal geen goed idee. Na zijn studie aan het conservatorium ging hij nog naar de kunstacademie. Daar was natuurlijk geen droog brood mee te verdienen. Later vertelde hij ons een mooi verhaal over zijn studententijd. Aan het eind van een feest of wilde avond zetten zijn studiegenoten de punt van zijn paraplu in de tramrails, anders kon hij niet meer thuis komen. Dat verhaal hebben mijn broers, zus en ik nog vaak aangehaald toen we zelf die leeftijd bereikten.

Mijn vader werkte bij Cinetone en de Toonder Studio lag daarnaast. Over en weer was er veel contact, hij heeft daar ook gewerkt en kende Marten Toonder. Waarschijnlijk is hij zo in contact gekomen met Peter Zwart die daar ook nog regelmatig werkte begin jaren vijftig. Mijn oudste broer Fokke heeft gefigureerd in de Amerikaanse televisieserie die bij Cinetone gefilmd werd, net als mijn vader trouwens, die is op foto’s te zien als gevangene. Hij werd later cameraman, net als mijn jongste broer Evert, die werkte voor de Fabeltjeskrant. Mijn zus Carla kwam ook bij de televisie terecht, zij werd scriptgirl bij de NCRV, productieleider zouden we nu zeggen. Ze zijn alle drie al overleden.

Extra informatie bij deze fotogallery: In 1954 filmt Cinetone 24 afleveringen van een half uur van de spionageserie Secret File USA. Deze serie is bestemd voor de Amerikaanse televisie. Fokke Duetz is samen met verzetsheld en architect Jaap Penraat verantwoordelijk voor de artdirection van de serie die in 24 weken opgenomen moest worden. Er zijn ook twee foto’s van Duetz met regisseur Gerard Rutten en editor Lien d’ Oliveyra. Daarmee werkte hij aan de succesvolle film Sterren stralen overal (1953). De foto’s hierboven komen (muv de knipsels) uit het prive-archief van Pien Duetz, fotograaf is niet bekend.

Pien Duetz: “Ik ben in 1949 geboren als vierde kind in het gezin. We woonden tot mijn negende in Amsterdam en zijn toen verhuisd naar Bussum. Tot mijn zevende heb ik mijn vader amper gezien. Ja, in het weekend, maar dan zat hij altijd te lezen. Ik weet dus niet zo heel veel van zijn werk toen, dat vind je als klein kind ook helemaal niet zo interessant. We hadden wel in de gaten dat hij bekend was, zeker in Bussum. Mijn broer Evert werd altijd gevraagd of zijn vader dé Fokke Duetz bij de televisie was. Ze wilde allemaal de studio bezoeken. Mijn broer was het op een moment zat en heeft toen gezegd: “nee, mijn vader is TumTum-koning”. Ook niet handig want toen wilden ze allemaal snoepjes van hem.

In Bussum kan ik me de Ambachtschool nog wel herinneren. Het was een raar vierkant gebouwtje met een gangetje naar studio Irene. Ze zaten op de tweede of derde verdieping en het was er echt een zooitje. Ik zat daar af en toe te tekenen bij Hans Moolenaar. Die kenden wij uit Amsterdam, het was de zoon van onze kruidenier. Via Fokke is hij op de grafische afdeling gekomen. Toen Hans pas getrouwd was met Rina hebben ze nog op ons opgepast. Hans bewaarde al mijn krabbels alsof ze heel speciaal waren, maar ik kon helemaal niet tekenen. Een lieve man was dat. Een paar van de andere ontwerpers kan ik me nog wel herinneren, Cor Hermeler, Massimo Götz en Roland de Groot. Gerardo Porto zei altijd, als een decor te groot of te klein bleek te zijn, gewoon: “stukje erbij, stukje eraf, geen probleem!” Dat vond ik zo’n grappige man.

Fokke Duetz en Cor Hermeler aan het werk in de Ambachtsschool in Bussum

Fokke Duetz en Cor Hermeler aan het werk in de Ambachtsschool in Bussum. Collectie Pien Duetz

Mijn vader en Peter Zwart waren echt tegenpolen, maar konden wel heel goed met elkaar overweg. Ook de families, we kwamen bij elkaar over de vloer. Zowel Zwart als mijn vader deden trouwens precies wat ze wilden en kregen alles voor elkaar. Mijn vader deed dat op een hele gerafineerde manier. Hij was rustig en geduldig, wilde iedereen te vriend houden. Peter Zwart was ongeduldig en kon goed driftig worden. Hij had regelmatig maagbloedingen en mijn vader nam het als tweede man dan over. Hij is ook even officeel chef geweest maar hij was geen leiderschapsfiguur. Mijn vader vond de begin periode bij de televisie heerlijk, het was heel ambachtelijk, hij en Peter Zwart bouwden en schilderde zelf ook mee. Daarna, in Hilversum, werd het allemaal zo groot. Dan moest hij een formulier invullen als hij een nieuw potlood nodig had. Dat vond hij verschrikkelijk.

Bij zijn pensionering heeft de afdeling, waarvan veel mensen ook uit Indië kwamen, een uitgebreide rijsttafel bereid. Daarna heeft hij nog even als freelancer gewerkt, maar die inkomsten gingen regelrecht naar de belasting, dus dat zag hij op een gegeven moment niet meer zitten. Hij heeft op zolder ruimte gemaakt voor een atelier en is voor het eerst sinds zijn studententijd weer vrij werk gaan maken. In enorme hoeveelheden: schetsen, portretten en veel spirituele werken. Zo heeft hij voor alle kinderen een mandala gemaakt. Hij had onze namen achterop gezet en zonder dat te weten kozen we allemaal ons eigen schilderij uit. Mijn moeder was erg bezig met astrologie. Ze hebben nooit echt bij clubjes of stromingen gehoord, ze lieten ons daarin ook helemaal vrij. Mijn vader paste ook niet beter bij de ene omroep dan bij de andere, maar dat gold meestal ook voor de regisseurs. Dat was ook apart volk.

Fokke Duetz ca 1985. ANP

Fokke Duetz ca 1985. ANP

Op de oude foto’s heeft mijn vader echt zo’n blote-billen gezicht. Ik ben op mijn negentiende een tijd gaan reizen, naar Canada en de Verenigde Staten en in die tijd heeft hij zijn snor en bakkebaarden laten staan. Mijn moeder schreef me daarover, ze vond dat hij het in ieder geval niet weg mocht scheren voordat ik terug was. We vonden dat het gewoon heel goed bij hem paste. Net als het chokertje dat hij ging dragen, dat heeft hij tot zijn dood volgehouden. Zijn droge gevoel voor humor behield hij ook tot op zijn sterfbed. Hij vroeg om een sigaret, hij had al een week niet gerookt, terwijl het altijd een zware roker is geweest. Mijn broer ging een sjekkie draaien, maar mijn vader zei: “doe maar een filtersigaret van Pien, ik moet toch aan mijn gezondheid denken.” Hij nam er nog een glas wiskey bij. De volgende dag is hij overleden.”

Tijdens het bezoek liet Pien Duetz een aantal foto’s zien, zoals de bovenstaande foto’s uit de Cinetone-periode (1945-1953). Onderstaande foto’s van een maquette en van Duetz aan het beeldhouwen zaten ook tussen deze stapel en zijn dus hoogstwaarschijnlijk ook uit deze periode. Heb je meer informatie over deze maquette, het beeld, of de Cinetone-foto’s? Laat een reactie achter onder dit bericht.

Meer lezen over Fokke Duetz:

Wil je je herinneringen aan Fokke Duetz met me delen of heb je aanvullingen, stuur me dan een mailtje of bel even.

“Fischinger is overal”

Gisteren bij het EYE was de feestelijke opening van de tentoonstelling over animatiekunstenaar Oskar Fischinger. Cindy Keefer, hoofd van het Center for Visual Music die het werk van Fischinger beheert, bestudeert en samen met EYE deze tentoonstelling maakte, introduceerde het eerste filmprogramma. Ze omschreef Fischinger als “de vader van van de animatiefilm, de grootvader van de videoclip en de overgrootvader van computergraphics.”

Maar toch zal zijn naam niet bij iedereen een belletje doen rinkelen. Joost Rekveld, abstracte filmmaker en curator, stelde bij de Q&A gisterenavond dat die onderwaardering zeer onterecht is. Hij stelde zelfs dat Fischinger eigenlijk veel belangrijker en invloedrijker is geweest dan bijvoorbeeld Piet Mondriaan. De onderwaardering ligt volgens Rekveld aan het feit dat Fischinger zich tussen verschillende disciplines begaf: abstracte schilderkunst, film en muziek. Bovendien is er een zekere achterdocht bij de auteursrechtenhouders die ervoor zorgt dat Fischingers werk niet zo weid verspreid en bekend is. Er mogen bijvoorbeeld geen foto’s genomen worden in de tentoonstelling en bij de vertoningen. De pijnlijke geschiedenis van Fischinger bij Disney maakt de rechthebbenden beducht voor misbruik.

Maar met de ontsluiting van zijn werkt is met deze tentoonstelling en prachtige nieuwe catalogus weer een grote stap voorwaarts genomen. Het Center for Visual Music is bovendien de laatste jaren zeer actief geweest met het plaatsen van beeldmateriaal en onderzoek op hun Fischinger pages en plaatste zelfs aantal films op Vimeo. Met de bekendheid van Fischinger zal het dus wel goed komen.

Ondanks de geringe naamsbekendheid van Fischinger is zijn invloed overal in te zien: in videoclips, computergraphics en animatiefilms. Jaap Guldemond, die samen met Cindy Keefer curator van de tentoonstelling (en catalogus) is, merkte dat tijdens de realisatie van  de tentoonstelling: “Fischinger is overal.” En dat idee kwam ook bij mij sterk naar boven bij het zien van de tentoonstelling en de films van 35mm. De komende tijd zal ik af en toe eens wat plaatsen. Zoals de waanzinnige videoclip uit 2010 van Rogier van der Zwaag voor het nummer “Grindin” van Nobody Beats The Drum. Net als Fischinger in 1935 voor ‘Komposition in Blau’, zaagde en schilderde Van der Zwaag honderden houten blokjes en nam ze frame voor frame op in veranderende opstelling. Het lijkt mij een zenuwslopende zaak, maar het resultaat is in 2010 nog even verbluffend en mooi als in 1935.