Met stip: In de studio bij Waku Waku

Na twintig jaar afwezigheid is Waku Waku terug op televisie. De panelleden en presentatrice (Sosha Duysker) zijn jeugdiger, het tempo ligt hoger, de vormgeving is anders en het beoogde publiek beduidend jonger. Maar de kern staat overeind: BN’ers beantwoorden vragen over
dieren en winnen pluchen aapjes. De winst gaat naar het goede doel. Een mooie aanleiding om terug te blikken op de oerversie, van 1988 tot 2000 uitgezonden door de KRO, aan de hand van deze foto uit het archief van decorontwerper Misjel Vermeiren.

  1. Het format komt uit Japan en is wereldwijd een succes. In de VS wordt de quiz uitgezonden onder de titel Animal Crack Ups, in Frankrijk heet het Bêtes à malices, in West Duitsland Mich laust der
    Affe
    , in Thailand Narak Nalum. De KRO neemt als enige de originele naam over. Waku waku
    is in het Japans een klanknabootsing die je gebruikt om uitdrukking te geven aan enthousiasme.
  2. Niet op deze foto, maar wel altijd aan het begin van het programma te horen, ook in de huidige quiz: “Een zwanger paard eet graag appeltaart.” Toine van Benthem en Karel de Vey Mestdagh schreven de tekst, Ruth Jacott zong die in. Stephen Emmer, de man die we kennen als het muzikale brein achter honderden bekende tv-tunes, componeerde de muziek. Het is een earworm die dagen in je hoofd blijft zitten. “Waku waku maar mee!”
  3. Een goed antwoord is een aapje op de desk voor de BN’er. Het decor staat vol met de knuffelbeesten van het Wereld Natuur Fonds, een partner in het tv-programma. De natuurgetrouwe knuffeldieren hebben het doel om kinderen kennis te laten maken met het dierenrijk en een deel van de opbrengst van de verkoop gaat naar het fonds. De knuffelbeesten worden nog steeds geproduceerd en ook verzameld.
  4. Het decor op de foto is ontworpen door Misjel Vermeiren, de originele schetsen zijn er helaas niet meer. Het decor bleef in gebruik tot Uitzonderlijk lang, want in de jaren tachtig en negentig was het de gewoonte om decors elke paar jaar, soms zelfs elk tv-seizoen, te wisselen. Uiteraard zijn er kleine aanpassingen en verbeteringen. Zoals bij de allereerste opnamen in het splinternieuwe decor. In de desk van het panel heeft Vermeiren buizen verwerkt, zoals ook hier in de achtergrond te zien. Levensgevaarlijk volgens de regie-assistente en dus gaat onverbiddelijk de zaag erin.
  5. Presentator Rob Fruithof heeft hier zijn eigen zitje. De acteur reageert aanvankelijk terughoudend op het verzoek van de KRO om een quiz te presenteren, hij ziet zichzelf niet als een tweede Willem Ruis. Maar hij heeft iets met dieren, is geboren op Dierendag en als men hem ervan verzekerd dat er geen showballet aan te pas komt, gaat hij akkoord. Hij weet goed het evenwicht te vinden tussen ernst en ironie en dat is een van de factoren in het succes van deze familiequiz. Fruithof is doorgaans thematisch gekleed, in een trui van Scooby-Doo of een overhemd met paardenprint. Hij hoeft trouwens niet telkens van zijn kruk te klimmen om aapjes uit te delen, dat doet assistente Miranda van Wely.
  6. Wel verlaat Fruithof zijn presentatie-setje om dieren te verwelkomen in de studio, voor hen is deze weide gebouwd. Decorontwerper Vermeiren gaat ervanuit dat daar schattige kinderboerderijdieren
  7. komen te staan, hertjes of een paar schapen, maar de dieren worden steeds exotischer en almaar groter. Een dromedaris, een olifant, al snel besluit hij dat het nodig is het hekwerk te verstevigen. Wanneer er een nijlpaard komt, vreest men dat het dier door de studiovloer in de onderliggende foyer zal vallen. Vermeiren laat ter versteviging kabels tussen de vloer en het plafond spannen.
  8. Er is een volle tribune met studiopubliek aanwezig bij de opnamen. Zij worden begeleid door de gepensioneerde Fred Bredschneyder (voormalig Aether-hoofdredacteur). Het rumoer en applaus is niet zo prettig voor de aanwezige dieren, toch al gestresst door de hitte, felle lampen, rondlopende crew en dolly’s. Drie zebra’s raken zo in paniek dat ze losbreken en in volle vaart door de studio galopperen. Het publiek moet dan ook regelmatig verzocht worden om vooral niet te hard te klappen.

IM Tony Kluck

Als er bij de televisie iets geanimeerd moest worden viel al snel zijn naam, maar op de aftiteling zul je hem niet vaak tegenkomen. Tony Kluck werkte als animator aan vele televisieleaders, stationcalls en (kinder)programma’s. Kluck overleed op 24 april in Amsterdam.

Kluck leerde het vak bij Als je begrijpt wat ik bedoel, de lange Bommelfilm van Toonder Studio’s (1983), en was sterk beïnvloed door de animatietechnieken van Walt Disney. Midden jaren negentig vertrok hij naar de VS waar hij bij animatiestudio’s als Film Roman, Starz Animation en MTV Animation werkte. Zo was hij animatieregisseur van onder meer King of the Hill en Beavis and Butt-Head. Over dat deel van zijn leven is op AnimationMagazine.net een IM te lezen. Over het Nederlandse deel van zijn loopbaan vertelt Frans Lasès. Want het was Lasès die Tony naar de televisie haalde en hij vertelt hoe dat ging.

“Regisseur Frank Alsema begon aan een nieuw kleuterprogramma voor NOT School TV. In elke aflevering zou een prentenboek centraal staan en dat werd gepresenteerd door Bert Plagman in een krokodillenpak. Mij werd gevraagd de leader voor de serie te ontwerpen. Ik kreeg een liedje (‘Ga maar zitten op je bil. Hier is de prentenboekenkrokodil’, gezongen door Mathilde Santing) van circa 40 seconden aangereikt. De tekst en de muziek vormden de basis voor een te maken tekenfilmpje. Dit omdat een getekende leader goed zou aansluiten bij de inhoud van het programma.

Het storyboard voor de leader gaat als volgt: Een parade van illustratieve ‘personages’ (slak, vliegtuig, palmboom, lieveheersbeestje etc.) komt het beeld in en verdwijnt in een rechtopstaand prentenboek. Een krokodil (de prentenboekenkrokodil), die tot dan als logo op het boek fungeert, schrikt wakker en rolt van het boek af, om vervolgens als laatste in het boek te verdwijnen. In het volgende shot zien we de krokodil als ‘levende’ presentator het studiodecor binnenstappen.

Omdat ik als ontwerper nauwelijks ervaring had met full animation (25 beelden per seconde) ben ik op zoek gegaan naar een professionele animator. Via via kwam ik terecht bij Tony Kluck die kort daarvoor zijn medewerking had afgerond aan de Ollie B. Bommelfilmfilm Als je begrijpt wat ik bedoel (Toonder Studio’s, 1983).

Voor de leader van Pak je prentenboek maakte hij – uitgaande van mijn basistekeningen – alle keyframes en in-betweens. Gebruikmakend van een lichtbak tekende hij met potlood op (geperforeerd) semitransparant animatiepapier alle tussenstadia tot vloeiende bewegingen. Door telkens een aantal tekeningen te flipperen kon hij de animatie-sequentie controleren en zo nodig aanpassen. Waren alle fases in potlood getekend, dan werd er een penciltest opgenomen met de videocamera (in de ETS, de elektronische trucagestudio), waarna het bewegende proeffilmpje beoordeeld kon worden. Na enkele aanpassingen hier en daar werden alle tekeningen door een assistent met inkt overgetrokken op transparant cellofaan en vervolgens aan de achterzijde met verf ingekleurd. Hierna volgde de online-opname in de ETS. De door Tony gemaakte zeer gedetailleerde opnamelijsten, waarin per frame (25 tekeningen per seconde) stond aangegeven welke cel en welke achtergrond wanneer aan de beurt waren, dienden als heilig houvast bij de opname. Tony deed de animatieregie, de techniek werd verzorgd door een trucagecameraman, en ik was verantwoordelijk voor het beeld. Het resultaat: een prachtig 40 seconden durend tekenfilmpje in full-animation, het eerste binnen de NOS afdeling Grafisch Ontwerp gemaakt. 

De samenwerking beviel zo goed, dat ik ook t.b.v. De tweede natuur (kunstmagazine NOS 1983) zo nu en dan gebruik heb gemaakt van Tony’s vakmanschap. Toen mijn ontwerp voor het nieuwe VARA uitroeptekenlogo en stationcalls werd goedgekeurd (1983), was Tony de aangewezen persoon voor het animeren van de televisiehuisstijl. Zowel de basisleader als een groot deel van de korte varianten en interludes werden door Tony van de juiste bewegingen voorzien en door assistenten verder uitgewerkt op cels. 

Vanaf dat moment hadden ook andere collega-ontwerpers de weg naar Tony snel gevonden. Zij ontdekten de meerwaarde die een animator aan leaderontwerpen kan geven en zetten hem regelmatig in voor hun opdrachten. De aimabeleTony Kluck heeft een niet-onaanzienlijke bijdrage geleverd aan de professionalisering van de Nederlandse televisievormgeving.”

Met stip: Wie in Nederland wil zingen (KRO, 1977)

Wie in Nederland wil zingen
over moeilijkere dingen
dan ʻik hou van jou’
kan zich beter niet vermoeien
en zijn nachtrust niet verknoeien.
Hij komt toch niet uit de kou.”

Jules de Corte zag het somber in, Han Peekel probeert het tegendeel waar te maken. Als zestienjarige, in 1963, presenteert hij op de zaterdagavond voor Veronica radio een eerbetoon aan het Nederlandse lied onder de titel Wie in Nederland wil zingen. In 1977, Peekel is dan 29 jaar, zet hij zijn missie voort op de televisie. Het wordt een kroniek van acht afl everingen waar de periode 1960-1975 centraal staat. Of het programma bijdraagt aan de popularisering van het Nederlandstalig chanson is moeilijk te zeggen, Peekel ontvangt voor zijn inspanningen wel een Edisonprijs.

  1. Het ironisch-nostalgisch decor is een ontwerp van Els Salomons en verwijst naar de plakboeken die Peekel van jongs af aan bijhoudt met onderwerpen die hem interesseren. Die plakboeken vormen de bouwstenen van zijn kennis over de geschiedenis van cabaret, muziek, cartoons, films en andere vormen van amusement.
  2. Don Quishocking bewijst dat er ook in de jaren zeventig nog taboes te breken zijn met het nummer De K, over de ziekte die dan nog niet bij naam genoemd mag worden. Peekel laat een uitvoering van het lied zien met een waarschuwing aan de kijkers voor de schokkende inhoud. Het regent na de uitzendingen opzeggingen bij de KRO.
  3. Naast het presentatiesetje staat in de studio nog een gezellig huiskamerameublement voor de vraaggesprekken. Voor de optredens bouwt men elke aflevering een nieuw decor, zo treedt Jules de Corte op temidden van gefiguurzaagde koeien en in modern-Zeeuwse klederdracht gestoken danseressen. Alle sets hebben als verbindend element de lichtblauw met grijs geblokte vloer.
  4. Opvallend vaak in beeld is deze dubbel-lp met dezelfde titel als het programma. Het is deel één van een reeks door Peekel verzamelde en uitgebrachte Nederlandstalige liedjes van en door Gerard Cox, Jaap Fischer, Hans van Deventer en vele anderen. Peekel is er zelf ook met enkele van zijn liedjes op te horen. Deel twee, Laat je zoon studeren bevat liedjes uit het studentencabaret uit de periode 1960-1965. Deel 3 is ook weer genoemd naar een lied: De gelaatstrek van het lied (Dimitri van Toren). De lp’s verschijnen bij Bovema/EMI.
  5. Hier draagt Peekel nog een das, dat wordt als hij in 1983 Wordt vervolgd gaat presenteren een vlinderdas. Net zoals stripfiguren altijd in dezelfde outfit verschijnen, meet Peekel zichzelf een signature look aan. Het colbert is gemaakt naar voorbeeld van de getekende jas van Olivier B. Bommel en op maat gemaakt in Singapore. De zijden vlinderdas is afkomstig uit Parijs en geïnspireerd door de creaties van de Japanse ontwerper Issey Miyake. Het ensemble is televisie-erfgoed en als zodanig opgenomen in de collectie van Beeld & Geluid.

Dit artikel verscheen in Aether Magazine nr. 147. Meer van dit? Neem een abonnement!

De pakken van Toon, Teuntje en August uit De Film van Ome Willem

Uit de collectie van Els Salomons komen deze zes kostuumontwerpen voor De Film van Ome Willem (VARA, 1974-1989).

In 1974 wordt Aart Staartjes gevraagd een programma te bedenken voor peuters. Staartjes heeft dan twee jaar eerder de vrolijk subversieve Statemakeropzeeshow bedacht, waar hij de stratemakeropzee speelt met de scheetjes latende Deftige Dame (Wieteke van Dort) en de de onaangepaste Erik Engert (Joost Prinsen). Dit soort ondeugendheid valt erg in de smaak bij de doelgroep, minder bij de ouders en omroepbazen. Voor het nieuwe peuterprogramma bedenkt Staartjes wederom een ietwat onaangenaam figuur, type strenge, barse oom en hij ziet in Edwin Rutte, die tot dan toe geen enkele ervaring heeft in kinderamusement, de ideale Ome Willem. De rest is geschiedenis; het programma is wederom een doorslaand succes.

Deze eerste kostuumontwerpen van Salomons komen uit een vroeg stadium in het ontwikkelingsproces van De Film van Ome Willem. We zien kostuums voor drie personages die het programma niet zullen gaan halen. De Muziekman met Napoleonsteek en vrolijk versierde officiersjas. Deze figuur zou volgens de aantekeningen op de achterzijde, waar ook zijn maten genoteerd staan, gespeeld gaan worden door de Belgische acteur Robert Borremans. Dan is er een clownspak voor Bathelomeus, gespeeld door Ger Smit, bekend als de stem van Bor de Wolf, Ed Bever en Zoef de Haas uit de Fabeltjeskrant. En tot slot een roze pakje met veel te grote broek voor Hummel. Bij dit ontwerp zijn eveneens maten opgenomen, maar de naam van de beoogde acteur of actrice (schoenmaat 41), staat er niet bij.

In de overlevering van het ontstaan van succesvolle programma’s wordt vaak de zoektocht naar de perfecte formule vergeten. Ook het format van De Film van Ome Willem is niet in één keer direct ontstaan. Het sneuvelen van deze drie types, als ook de wisselingen in decors en kostuums van de ‘kinderen’ Toon (Aart Staartjes), Teuntje (Jennifer Willems) en clown August (Pieke Dassen) de eerste paar seizoenen laten dat goed zien. Latere decors en kostuums zijn van de hand van Wim Bijmoer (vanaf seizoen 1982/83) en Dorus van der Linden (vanaf seizoen 1984/85).

Met stip: De titelrol van Willy en Willeke.

Zaterdagavond 25 februari 1967, AVRO Nederland 1. Willy en Willeke Alberti ontvangen in hun studio-nachtclub een keur aan muzikale gasten. Het thema van de uitzending: ‘Mooi Amsterdam.’

  1. Eerder op de avond (19:00-19:30) schrijft Bob Rooyens televisiegeschiedenis met weer een weergaloze Moef ga-ga show in Batman-thema (één van de slechts twee bewaard gebleven uitzendingen) met onder meer de populaire jongensband Dave, Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tick en vaste dansgroep The Beatgirls.
  2. De Oude Wester, ook wel Westertoren in de Jordaan, vaak bezongen door Willy bijvoorbeeld in Tabé, ouwe Wester! en Zondag in Amsterdam. Verderop in de titelrol zien we de Koepelkerk aan het Singel, voor zover bekend niet bezongen.
  3. De programmamakers doen hun best om het programma aan te laten sluiten op de tijdgeest. Er wordt weinig gekletst en in een van de nummers draagt Willeke een wit t-shirt en een minirok: hip! De mini’s van de Beatgirls waren doorgaans wel iets korter.
  4. Kris van de Velden (1927-2005) is in de jaren zestig werkzaam als choreograaf, treedt op als danser in cabaretshows en stelt een aantal programma’s samen. Hij staat te boek als degene die Adèle Bloemendaal naar de televisie haalt. Hij ziet haar optreden in het Leidsepleintheater en cast haar voor het AVRO-zomerprogramma Juf is jarig (12-8-1960).
  5. Marcel van Woerkom (1935-2020) vervaardigde deze titelrol. Hij werkte van 1961 tot 1969 op de NTS afdeling Grafisch Ontwerp. Van Woerkom bewaarde deze en enkele andere titelrollen en titelkaarten in zijn bovenwoning aan de Leidsestraat in Amsterdam, die hij in de jaren zeventig met veel smaak verbouwde tot B&B. Gasten kregen steevast een rondleiding langs Marcels ontwerpen en door filmtheater De Uitkijk dat via een geheim deurtje op zolder toegankelijk was.
  6. Regisseur Lucile de Mul (1937) begint in 1958 bij de AVRO als scriptgirl bij Jef de Groot. Daarna is ze enkele jaren continuity-regisseur. In de Hoofd controle Kamer zorgt ze voor de juiste opeenvolging van programma’s. Een schakelfout van De Mul ontlokt aan omroepster Ageeth Scherphuis een niet zo nette kreet, waar ze zich snel over verexcuseert: “een omroepster is ook maar een mens.” In 1964 gaat De Mul de regie doen van de AVRO-amusementsprogramma’s en al snel doet ze de hele zaterdagavond: Wie van de drie, Willy en Willeke, de quiz Wachtwoord, shows van Rudi Carrell en Ronnie Tober. Een vrouwelijke regisseur is in die tijd nog een bijzonderheid en verslaggevers zijn verbaasd dat De Mul zich kan handhaven tussen alle mannen in de studio, dat ze haar aanwijzingen opvolgen en dat ze geen moeite heeft met ‘ingewikkelde bedieningspanelen’ (Nieuwe Haarlemsche Courant 27-3-1965 en Het Parool 23-71965). Bij de televisie is men kennelijk al wat geëmancipeerder dan bij de krant. De Mul werkt vaak samen met producer Tonny Schifferstein. Als ze in 1968 stopt vanwege huwelijkse verplichtingen houdt Schifferstein het ook voor gezien, hij stapt over naar de TROS.
  7. Na deze titelrol deelt AVRO-omroepster Ilse Wessel de kijker mee dat Johnny Kraaijkamp ziek is en dat de Mounties daarom de Weekendshow overnemen. Die hadden slechts anderhalve dag repetitietijd, dat u het weet.

Dit artikel verscheen in Aether Magazine nr. 146. Meer van dit? Neem een abonnement!

Vorm van de VPRO 12: diversen

Na afloop van de documentaire ter ere van de tachtig-jarige verjaardag van Wim T. Schippers was hij volgens mij voor het eerst te zien. Een nieuwe VPRO ident! Een toepasselijk moment en een ontregelend toepasselijk filmpje. Ik was even in de veronderstelling dat we hier met een werk van Wim T. zelf te maken hadden – de kunstenaar is nog altijd aan het werk-, maar het blijkt een creatie van Streetart Frankey te zijn. Hij liet zich inspireren door de kettingreacties in de strips van Sjef van Oekel (Theo van den Boogaard & Wim T. Schippers). Er zijn twee versies van enkele seconden, een openingsident en een aflsuitende ident. Je kunt ze hier zien en horen: https://vimeo.com/733197929/64bce750d6

Zijn ident is de eerste in een reeks van ‘autonome miniatuurtjes’ waarvoor de VPRO een aantal gearriveerde en opkomende kunstenaars in verschillende disciplines heeft gevraagd. Reeds toegezegd: Shertise Solano, Streetart Frankey, Aisha Madu, Job, Joris & Marieke, Munir de Vries, Annegien Schilling, Maison the Faux, Zoro Feigl, Fiona Tan en Claudy Jongstra. De omroepvereniging wil hiermee de eigen traditie van eigenzinnige en vooruitstrevende televisievormgeving voortzetten en tevens een nieuwe, ‘dynamische kunstcollectie’ aanleggen. De eerste acht werken worden geëxposeerd tijdens de Dutch design Week in Eindhoven.

Erg bijzonder is ook dat Jaap Drupsteen, bekend van zijn VPRO-signalen in de jaren zeventig, opnieuw een ident gaat maken. Hij zegt in het persbericht van de VPRO het volgende: “Het principe van een rijkgeschakeerde televisiehuisstijl vond ik rond 1970 uit. Jan Blokker, toen eindredacteur televisie, zag mijn swashy VPRO-logo tegen een duistere filmische wolkenlucht met eclatante muziek, en zei onmiddellijk: “Dat wordt de opening van onze televisieavond.” Ik heb nog ongeveer tachtig varianten gemaakt. Nu ik er 52 jaar later nog eentje mocht maken, kon ik aan niks anders denken dan een remake. Met het huidige logo, dat met rode puntige oortjes nog altijd verwijst naar die rode swashes. De uitstulpende wolken erachter worden net niet dreigend. En tenslotte eindigt de muziek binnen de voorgeschreven paar seconden in een flard van toen. Mijn cirkel is rond.”

Lees & kijk verder:

Deze post is aflevering 12 in de serie Vorm van de VPRO

Vorm van de VPRO 4,5: E.R.G.

Een klein zinnetje in de krant leidde tot een grote ontdekking, ten minste, voor mij persoonlijk dan. In een artikel over Theo Botschuijver (‘De man die Pink Floyd een vliegen varken gaf’ in NRC van 19-1-2022) memoreert de kunstenaar, bekend van de gigantische opblaasbare kunstwerken die de concerten van vele wereldberoemde artiesten sierden, een opdracht voor de VPRO. “Surrealistische pauzefilmpjes”, noemt Botschuijver ze.

Nader onderzoek leidt naar foto’s van deze audiovisuele kunstwerkjes, gemaakt door E.R.G. en onder de titel Televents zijn uitgezonden in 1970. In 1967 startte Botschuijver samen met de kunstenaars Jeffrey Shaw en Sean Wellesley-Miller de E.R.G., voluit de Eventstructure Research Group. De groep bestond tot 1983 en het archief wordt bijgehouden door het Jeffrew Shaw Compendium. Ook het Digital Art Archive (digitalartarchive.at) bevat informatie en foto’s van de Televents.

Het gaat volgens de beschrijvingen om ‘korte, niet aangekondigde en niet toegelichte ‘events’ die tussen de programma’s uitgezonden worden’ (Jeffrey Shaw Compendium). De events zelf worden beschreven als ‘expanded television’ en ‘disillusionary manipulations of domestic tv sets’. De foto’s (van Charlot Wissink) maken duidelijk hoe ze dat deden. Voorbeeld: een met witte verf beschilderde ballon neemt, opgeblazen in een leeg televisietoestel, de plaats in van het televisiescherm. Daarop projecteert men filmbeelden die verbrokkelen als de ballon leegloopt en de verf afbladdert. Ander voorbeeld: de televisie als kribbe voor een baby, met een ruitenwisser wordt de sneeuw (van een bandblusser) van het scherm geveegd. Verder nog: een televisie als vissenkom; een slagroomtaart die tegen het scherm geklapt wordt; een kat in het toestel; een ei dat tegen het scherm gegooid wordt; het raampje van een wasmachine in het tv-toestel; een blote vrouw die door het beeld kruipt; een man die een sigaret rookt in het toestel.

Een aantal thema’s komen bekend voor in VPRO context: het vrouwelijk naakt (in 1970 was dat nog taboedoorbrekend) zagen we eerder in Hoepla (1967) en later nog veelvuldig (‘de blote dans’) in Barend is weer bezig (1971-1972) en Van Oekel’s Discohoek (1974-1975). Een aantal beeldgrapjes met het televisiescherm – vissenkom, wasmachine, leeglopende ballon – kwamen terug in de VPRO-signalen van Jaap Drupsteen (1972-1979).

Maar over de uitzendingen van de Televents is helaas weinig te achterhalen. Waren het inderdaad pauzefilmpjes die tijdens de VPRO-avonden tussen de programma’s door in beeld kwamen, of waren ze onderdeel van een programma (bijvoorbeeld jongerenmagazine Later (1969) of opvolger Zendtijd (1970))? Aan de televisiecritici van de Nederlandse kranten zijn deze kunstwerkjes voorbij gegaan zo lijkt het, niemand maakt er melding van. Toch wel opmerkelijk want zo’n baby in een televisiekribbe, vermoedelijk rond kerst uitgezonden, zal toch wel wat gelovige mensen tegen de borst hebben gestuit. Ook de blote vrouw, waarvan alles vrij duidelijk in beeld komt als we op de foto’s afgaan, zal toch niet helemaal onopgemerkt zijn gebleven? Of was Nederland in 1970 al dusdanig gewend geraakt aan dit soort progressieve toestanden dat niemand er meer zijn schouders over ophaalde?

Lees & kijk verder:

Deze post is aflevering 4,5 in de serie Vorm van de VPRO

De witdruk: creatief kopiëren

Bij Het Nieuwe Instituut is een interessant artikel verschenen over de witdruk, de reproductietechniek die ook op de NTS/NOS afdeling decorontwerp gebruikt werd. Clara Stille-Haardt onderzocht een groot aantal witdrukken in de architectuurcollectie van Het Nieuwe Instituut. In het artikel toont ze een aantal bijzondere manieren van ontwerpen middels de lichtdrukken, zo zijn ook deze bijzondere lichtdrukken van Hans Christiaan van Langeveld te zien. Hij plakte meerdere lagen calques op elkaar om zo een mooi licht en donker-effect te bewerkstelligen. Andere architecten kleurden de lichtdrukken in, of maakte colleges van wit- en blauwdrukken. Het is dus niet simpelweg een reproductiemethode, maar een onderdeel van het creatieve proces.

Witdruk onderscheidt zich op meerdere vlakken van de in de architectuur meer gangbare blauwdruk. Bovenal, zo concludeert Clara, zijn lichtdrukken “door de witte ondergrond uitstekend voor het aanbrengen van een nieuwe informatielaag. Het gemak van kopiëren zorgde ervoor dat er vaak werd verder gewerkt op de kopie, die dan weer opnieuw werd gekopieerd. Zo ontstond er een dialoog tussen de opdrachtgever en de architect op kopieën.” Dat gold zeker ook voor de lichtdrukken van de decorontwerpers. Zo zien we op veel decor-lichtdrukken aantekeningen, aanpassingen en correcties. De decorontwerpers starten in de zomer van 1954 – toen bouw en ontwerp gescheiden afdelingen werden, en de ontwerpers een eigen werkruimte kregen in het Maagdenhuis – met het via witdruk vermeerderen en verspreiden van hun plattegronden en vooraanzichten voor de televisie-secties en decorbouwers. Daarvoor werden lichtdrukken gebruikt van het studioplattegrond waarop de decors rechtstreeks met potlood ingetekend werden. Hieronder een voorbeeld van zo’n vroeg decorplattegrond. Met zwart, groen en rode pen kwamen ontwerper Peter Zwart en regisseur Jack Dixon gezamenlijk tot inventieve oplossingen voor het ruimtegebrek in het piepkleine Irene-studio’tje.

Peter Zwart, plattegrond voor Het is tijd Dr. Schweitzer (4-11-1952, NCRV) Collectie Beeld & Geluid